Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/68

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zaak en uit willekeur. Ik zoude niet zoo dringend zijn, ik zoude met geduld wachten, tot ge u gewend hadt aan het denkbeeld van mijne vrouw te worden, zoo niet de gedachte, die ik u mededeelde, mij zonderling angstig maakte, alsof ik wel het geluk zoude zien van verre, maar niet bereiken! op de wijze, zooals de Heilige Mozes, in de woestijn, het land der belofte zag. En, niet waar? wij kennen elkander sinds zoolang, wij hebben geenen hinderpaal: alles hangt alleen af van uwen wil. En dit drijven tusschen hoop en zekerheid is mij eene lange marteling, die gij niet onnut verlengen zult? Of schroomt gij, mijne liefste! uw lot te stellen in mijne hand? Aarzel dan niet, maar zeg rond en open: » »Aernoud, ik wil eerst nog meerdere proeven van uwe liefde.””

Zijn wantrouwen aan de hare gaf haar moed.

»Aernoud! het zij zoo als gij wilt. Spreek gij het af met Pater Luciaan en met onze vrienden. De eerste zondag na St. Jan zal die zijn waarop gij mijn echtgenoot…”

Hij liet haar niet uitspreken. Hij drukte haar met hartstocht aan zijne borst, en daarna op eenen harer ringen wijzende, zeide hij: »Geef mij dien tot een onderpand van uw woord.”

»Neen, niet alzoo! dat is de trouwring van mijne moeder,” hernam zij, schielijk hoewel niet zonder moeite, eenen anderen gladden gouden ring van den poezelen middelvinger schuivende: »op haren echt rustte geen zegen.”

»Nu, mijne bruid!” juichte hij, eene zware, sierlijk gewerkte keten van zijnen hals losmakende, en die haar omhangende, »neem dit als een teeken, hoezeer ik van nu af u verbonden ben in trouwe en in liefde.”

»Tiran! mij veel en al te lief!” hernam zij schertsende, terwijl zij hem liet begaan, »gij legt mij nu reeds eene keten op?”

»Zoo waar als ik Christen hoop te sterven, na biecht en absolutie,” antwoordde hij eensklaps ernstig, »zal ik u die zoo licht maken, als gij schoon zijt en boven allen de liefelijkste. Ik ware rouw en laag, zoo ik ooit konde…”

»Het jok der liefde zal niet zwaar zijn,” hernam zij blijmoedig. Dit zoet gesprek, doormengd, zooals het was, met liefkoozingen die nog zoeter waren, zoude ongetwijfeld zooveel te lan-