Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/86

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

als die van weemoed, en genot te vinden in dien weemoed; zij wisten niet te ontleden, of dat te weeg gebracht werd door de roerende stem, of door de roerende woorden; maar ze wisten wel, dat ze nooit bij de lustigste muziek zoo aangenaam waren te moede geweest. Geen dreunend lofgedaver zeide Paul, dat zijne poging geslaagd was; maar eene veelzeggende stilte, eene stilte als luisterde men nog, als had men nog tonen op te vangen, toen hij reeds lang gezwegen had. Allen hadden zich ruggelings gewend naar de tafel; Aernoud en zijne Jonkvrouw waren van plaats veranderd, om den zanger meer nabij te zijn: in hunne ziel vooral had hij eene wereld van ongekende gewaarwordingen opgewekt. Toen hij geëindigd had, wenkten beiden hem te gelijk. Bescheiden trad hij nader.

Ottelijne dankte hem met een lieftallig woord en deed hem bij zich nederzitten. »Wie is dit kind?” vroeg Aernoud, terwijl hij hem met welgevallen de blonde lokken streelde.

»Een jonge Duitsche vreemdeling, voor wien de Vicaris mij huisvesting heeft gevraagd,” antwoordde Ottelijne snel, als wilde zij door het noemen van Vader Boudewijn iedere andere vraag voorkomen. Onderwijl had Enriquez eenen der fraaiste zilveren bekers met den geurigsten wijn gevuld, en bracht dien Ottelijne, die denzelven aan den zanger toereikte; en ditmaal vond Donna Teresia, dat hij den dronk had verdiend.

Al de andere gasten hadden zich nu samengedrongen rondom de groep, waarvan de jonge vreemdeling de hoofdfiguur was. De vrouwen wierpen hem vriendelijke ooglonken toe, te gelijk met hare zakdoeken, rijk geborduurd in goud en zilver. De mannen hieven luide lofspraken aan; Heer Willem Oem bood hem zijnen eigenen fluweelen hoed, met een kostbaar paarlsnoer gesierd, in stede van pluimen.

Paul, als overstormd door die voorkomendheden, dronk haastig een paar teugen uit den beker, en wilde dien teruggeven in de hand van de Jonkvrouw.

»Drank en beker beide zijn het loon voor den zanger!”

»En alles wat de beker inhoudt,” voegde Aernoud er bij. Hij had den grooten diamanten haak, die schijnbaar zijnen gordel samensloot, losgemaakt en in den wijn geworpen.