Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/317

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Na den dood van Oranje was Barneveld’s stelling door nauwe aansluiting aan de Hollandsche partij die zich vormde, en waarvan hij alreede in ’t geheim de ziel en de zenuw was, nog eene betere geworden, terwijl St. Aldegonde, reeds wat in de schaduw geraakt door het verlies van Antwerpen, als staatkundig dood was gebleven, erger nog, zoo goed als burgerlijk onteerd, door de wijze waarop de Staten van Zeeland en de Hollandsche partij deze ramp en het misnoegen van het volk tegen hem hadden gebruikt en in ’t licht gesteld. Dat Barneveld hierbij oneerlijke listen zoude hebben aangewend, zoude ik niet gaarne leggen als een nieuwen last op zijn veel bezwaard hoofd; maar dat hij niet gansch onschuldig kon zijn aan het terzijdezetten, en het ongunstig beoordeelen van zijn mededinger, is om vele redenen te waarschijnlijk, om het te verzwijgen, en de Kanselier en Marnix beiden hielden het zóózeer voor waar, dat de eerste uit kieschheid en de andere uit zelfsbeheersching dien naam nog niet had uitgesproken, schoon zij er meer dan eens als sous-entendu van hadden gerept.

En zeker was er al de Stoïsche kalmte van Leoninus noodig, om de onwelkomheid van dit bezoek niet te toonen, dan door eenige verwondering en bij Marnix al de Christelijke zelfsbeheersching, en de hoffelijkheid van den edelman, om de bittere en smartelijke gewaarwordingen, die in hem opbruisten, te onderdrukken en door niets anders lucht te geven dan door eene enkele vraag.

En nu, wij hebben Oldenbarneveld laten optreden; maar zijn wij spaarzaam geweest met historische herinneringen omtrent Marnix, met te meer recht zullen wij sober zijn over dezen. Wij kunnen ons niet in het strijdperk stellen voor of tegen hem, en men mocht dat midden flauwheid achten; het is voorzichtigheid voor het minst; daarbij licht het niet in onzen weg uit te cijferen, in hoever zijne latere politieke daden zijn droevig einde hebben noodig gemaakt, en voor welke belangen, of voor welke personen; wij geven hem alleen zooals wij hem zien in 1586. Een oprecht, een getrouw, een krachtig, een behendig voorstander van de partij, waaraan hij zich heeft aangesloten, en wier belangen hij heeft verdedigd, beschermd, vooruitgesteld en doen zegepralen met eene schranderheid, eene fijnheid en eene vasthoudendheid, die verwondering verdienen en bewondering, al hadden