Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/188

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de jonge hopman zag met vroolijke goedwilligheid toe, bij die ontmoeting zich zelf wat op een afstand houdende, om zijne jonkvrouw vrijheid te laten, zich met hare goede verzorgster te onderhouden. Dat onderhoud ook was ras en levendig. Men weet, welke vragen zij elkander doen konden en beantwoorden.

Onder meer, fluisterde Barbara: »En nu, kind! Hoe is het? Moeien zij u ook om ’t geloof?”

»Niet in ’t allerminst, Barbara! Daarbij, de Gereformeerde religie blijkt gansch wat anders, dan ik mij inbeeldde; alleen ik zou daarvan nog wat beter inzicht wenschen! Zoo ik slechts weder hun Chrysostomus hoorde, den bezielden jongeling met den gulden mond.”

»Ze hebben dus ook hunne heiligen en kerkvaders?” vroeg Barbara.

»Neen! Veeleer gelijkt hij een apostel! — een Joannes! — dat gouden haar, — die zachte tale, dien blik vol licht, — en vol leven, — vol Hemelsche bezieling, — en zulk spreken getuigt van waarheid en is waarheid!”

Met wat bevreemding over de geestdrift van haar spreken was Leoninus nader gekomen, en had dit laatste verstaan.

»Ge meent doctor Gideon?” vroeg hij opgeruimd.

»Ja! Zoo hebben ze hem genoemd! Dien nog eenmaal weder te zien, en hem te mogen spreken, is het gestadig verlangen mijner ziele.”

»Waarom dat niet eerder gezegd? Maakte u dat somwijlen zoo peinsachtig?” vroeg hij.

»Veel dacht ik daaraan, dat is waar!” hernam zij.

»Aan dat verlangen is licht te voldoen; het zou, zelfs zonder uwe begeerte, zijn voldaan geweest; doch er is hem veel door het hoofd gegaan, dat mij weerhield, hem tot u te brengen; nu is hij bezig met een goed werk; maar zoo haast het zijn kan…”

Daar klemde zich Jacoba op eenmaal vast aan Barbara’s arm; daar wees zij met eene soort van schrik heen naar een persoon, die op hen toekwam, en scheen willens, zich op de knieën te werpen, zoodra hij naderde. Elias hield haar terug.

»Jezus! Maria! wat komt het kind over?” riep Barbara. »Wat mag die man zijn?”

»De apostel Joannes!” glimlachte Leoninus, die naar Gideon toeging en hem de hand drukte. De jongelieden spraken samen