Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/219

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

uwe tranen, als ’t u moeite kost; schoon ik den minsten daarvan met mijn bloed zou willen wegwisschen!”

»O! Gij zijt goed! Gij zijt meer dan goed, grootvader! Maar, zie! Zoo mijne oogen vochtig zijn, het is niet uit mistroostigheid; ik was ietwat bewogen bij ’t herdenken van…”

»Van ’t feest op het Duitsche Huis, mijne zoete jonkvrouw!” glimlachte Reingoud.

»Van het feest voor ’t minst niet, heer! God en Zijne Engelen behoeden mij, dat ik zoo diepen indruk houde van wereldsch vermaak! Ik dacht aan de Hemelsche woorden van goddelijke waarheid, uitgesproken in menschelijke tale door den heilige…,” zij hervatte zich, »door den leeraar, de godzalige is het, dat gij hem noemt.”

»Zijn naam? zijn naam?”

»Zij noemen hem doctor Gideon, maar ik…”

»De predikatie van den jongen Gideon Florensz.? Die van den naasten vrijdag? Ei, liefste! heeft die zulken indruk op u gemaakt, dat ge die nog gedenkt?”

»Nog gedenkt? Of die mij ooit weder uit de heugenis zou gaan?”

»En met deze de persoon van den jongen prediker!” zei Reingoud, licht het hoofd schuddende, en wat verlegen met de hand woelende in zijne ravenzwarte lokken.

»O, zeker! zeer zeker!” zeide Jacoba levendig. »Nooit zal die nobele gestalte mij voor de oogen wegwijken. Ik zie hem in mijn gebed; ik zie hem onder mijn arbeid; ik zie hem onder mijne zangen; ik zie hem in mijne droomen; ik zie hem altijd, altijd!”

»Nu, God beware ons, kind! Ik zorge, gij ziet hem veel te veel. Wat zou Mylord Leycester daartoe zeggen, en bovenal… Elias?”

»Die zal zeker daarmede verblijd zijn. Is hij het niet zelf, die mij het eerst bij dezen leeraar ter kerke heeft geleid? En daarna heeft hij zelf hem tot mij gebracht met de bede, hij zou mij… brengen tot het Protestantsch geloof. En zekerlijk! Schoon hij niet, als de anderen zouden doen, zijne overtuiging opdringt, slechts de mijne leidt; ik begin het meer en meer in te zien,” en hare oogen schitterden; »de kerke, die Gideon voorstaat, kan geene valsche zijn, al is het dan eene, die zich gescheiden heeft van de moederkerk. De leere, die hij predikt, is zoo zuiver als zijn helder oog, en zoo zacht als de klank zijner woorden!”