Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/453

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de borst, sleurde hem met zich, en het kwam tusschen die beiden tot een akelig worstelen, waarbij meester Florisz. wel de lijdende partij had kunnen worden; — want de groote menigte nieuwsgierigen uit het volk, en de Hollandsche en Engelsche soldaten, die de twistenden omringden, waren veeleer dààr als begeerige toeschouwers, en desnoods tot aanhitsing van een zulken twist, dan om die te scheiden; zoo niet van tweeërlei zijden ontzet ware opgedaagd, en twee mannen zich naast hen hadden gesteld, en gelijkelijk een nieuwen aanval hadden afgeweerd. De één was de fijne hand van Douglas, die zich eenvoudig legde, met een gebiedend gebaar, op den arm van den forsch gespierden Gerard; de ander, de forsche vuist van Elias le Lion, die nu Florisz. afhield van nieuwe verdediging, terwijl hij zich zijn schild stelde tegen nieuwen aanval.

Ieder van hen, door een heer van zijne eigene natie, en van genoegzaam gezag, dus weerhouden, week in haast terug, en terstond daarop zeide Douglas eenige driftige woorden in ’t Engelsch tot master Gerard, en Leoninus deed een luid vermaan tot ruste aan zijne tegenpartij; de gewapenden van weerszijden deden het volk uitééngaan, en meester Florisz., met een blik van woede, doch zonder nieuwe bewijzen daarvan, trok af met zijne vier boden, om zijn beklag te doen aan de heeren Staten van Holland.

»I may be damned, sir! Zoo ik iets van eene juffer of edelvrouw gezien heb, zelfs niet de slip van haar kleed!” sprak master Gerard, als antwoord op Roger’s vraag.

»Maar, master Gerard! gij wist doch, dat heer Reingoud’s kleindochter met hem was! Gij hadt moeten toezien, op hare ruste en veiligheid het eerst! Gij wist doch, dat de intentiën van Mylord waren…”

»Het is wel wat moeielijk, my young master! intentiën te raden, die ons niet zijn medegedeeld!” hernam master Gerard, wel met eerbied, maar toch met die zekere hardheid in den toon, die bewees, dat zijn bloed nog wat warm was, door de hitte van zijn twist.

»Ei, Roger!” riep Leoninus. »Veel beter ware het, bij heer Reingoud te gaan, en te zien, wat er van is, dan den heer provoost te berispen, die in deze dingen, vreeze ik, zich al meer moeite gegeven heeft, dan wel noodig was, en die wel wat haast