Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/64

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

baar met het voormaals geleerde, hoe mogen ze dan nu op eenmaal van opinie veranderd wezen? Of dat niet wezende, hoe kunnen zij belofte doen tegen hun gemoed, uit wereldlijke inlichten? Dan ik wil hen niet oordeelen; God verstaat hun weg, en zal mij den mijnen wijzen! Ik weet niet waarheen, maar ik trek van hier, nog eer de Aprilmaand ten einde is.'

»Maar dat kan zoo niet!” riep Leoninus. »Of meent gij dat uwe vrienden, dat de gemeenten daarbij rustig zullen toezien.”

»Zij zullen! zij het niet ter liefde van mij, zoo zij het uit vreeze van Gods gebod. Wat hierin geschiedt, is naar den wil der hooge overigheid des lands, en dus ook is dit duistere naar den raad Gods! ”

»En de magistraat, zal zij zich niet daartegen stellen, zijn ’t niet hare rechten die hier verkort worden?”

»Zekerlijk is dat; maar ook op haar hoofd drukt zwaar de hand van den Gouverneur-Generaal, — of veeleer van hen die hem hierin leiden. Die zwijgt en berust en ik houde mij niet gerechtigd die tot tegenstand op te wekken.”

»Edele man!” riep Leoninus; »maar toch dient er iets gedaan in uw tijdelijk belang…, ik zelf vermag niet veel, maar mijn vader…, mijne vrienden…! gunt ge mij, dat ik hiertoe spreke met hen, met heer Jacob Reingoud, bij voorbeeld?”

»Zoo ’t niemand in eer of rechten verkort, mag ik zeggen, ga uw gang! want zekerlijk zwaar drukt mij het leed, dat ik hiermede brenge over de mijnen. Hoe make ik het mijner arme huisvrouw bekend, zonder mijn ganschen moed en vastheid te verliezen.”

»De waarheid zal haar verlichting geven, zoo bang viel haar reeds de onzekerheid. Zij is het, die mij heeft aangezocht, om de bekentenis van uw leed uit te vorschen. Gij ziet, dat zij het alreede heeft gedeeld.”

»Zoo moge de Heer ons beiden sterken naar ziel en lichaam; want zij is van teere gezondheid, en ik zelve voele mij gansch onwel, en somwijlen van duizeling gekweld, en sterke hartklopping, die mij tot de sprake beneemt…, zelfs op dezen stond…,” hij verbleekte, en hield zich vast aan den rug van den stoel.

Leoninus verschrikte hevig, hij zag om, hoe hij hulpe zou brengen.