Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/116

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

om nog voor dat hatelijke wijf eene kniebuiging te maken, en ik geloof dat ik liever mijne hand had zien verdorren, dan die haar toe te reiken ter verzoening; maar toch gij, ja ’t is een zwakheid, ik beken het voor u als voor neef Leo, als gij persoonlijk uw pays met haar hadt kunnen maken, en ik daardoor wat meer rust had gekregen over uwe toekomst, dan zou mij dat zeer verheugd, zeer verlicht hebben."

»Jammer dat ik dit niet geweten heb," zei Francis met een luchtig schouderophalen, »want wie weet, zoo ik de kennismaking had voortgezet en eens mijn best had gedaan, hoe schitterend Majoor Frans er in haar testament ware afgekomen! "

»Maar weergasche spotster! vertel ons dan toch waar en wanneer gij die oude hebt gezien en gesproken?"

»Och, ’t is nog zoo heel lang niet geleden. Het was in het begin van dit jaar; gij weet wel dat ik de reis naar Utrecht moest maken om zekere treurige oorzaak, waarmee Leo niets noodig heeft."

»Zij wil ’t nooit weten als zij wat goeds doet!" viel de generaal in.

»Och, het was niets dan een zware plicht dien ik te vervullen had; ik moest den bekenden dokter D. raadplegen over eene ongelukkige krankzinnige, die in een gesticht werd verpleegd. Niet al te best onderricht van de uren waarop hij te spreken was, en bovenal omdat het met mijn tijd uitkwam, draafde ik, met mijne parapluie onder den arm, naar het huis van den grooten man, maakte mij een weinigje boos op zijn bediende, die goedvond mij voor den volgenden dag te bescheiden, onder pretext dat het spreekuur voor heden verloopen was, en zijn meester nu en familie dejeuneerde, waarbij hij niet gestoord wilde zijn. Ik voor mij vond, dat er voor iemand van zijn vak dringender plichten konden zijn dan een familie-dejeuner; ik dreigde, ik drong er op aan gehoord te worden, en dwong hem met mijn kaartje binnen te gaan, hetgeen zeer onwillig, zeer schoorvoetend geschiedde; de trouwe man wist misschien beter dan ik kon vermoeden, welke inspanning zijn heer, nà zulke stonde verpoo zing, wachtte; genoeg, mijn aanhouden zegevierde over zijn tegenstand, ik werd ten gehoore toegelaten, tot mijne bevreemding echter in de huiskamer, waar de beroemde man als een gewoon mensch zijn boterham zat te eten. Ik werd uitgenoodigd mee