Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/121

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

greep nu beter dan ooit, dat ik Francis moest winnen, moest trouwen; en ik moet u bekennen, Willem! dat die noodzakelijkheid mij niet zoo heel hard meer voorkwam. Het is waar, Francis had veel zonderlings, er was in haar verleden allerlei dat mij nog opgehelderd moest worden eer ik haar met gerustheid, met vertrouwen mijne hand kon bieden, maar toch zij had een flink karakter, dat bleek mij uit alles; zij was geen onbeduidende nuf, geen koud zelfzuchtig wezen, dat aan niets dan aan haar opschik dacht en naar allerlei ijdelheid joeg. Zij had mannelijke deugden, en het kwam mij voor dat zij zekere vrouwelijke gebreken miste; maar hare zucht tot onafhankelijkheid, hare zelfgenoegzaamheid zouden mij geducht in den weg staan bij mijn veroveringsplan, dit zag ik reeds nu in. Den generaal tot bondgenoot nemen, die zich daartoe wel zou leenen, indien hij alles wist, was zeker de zaak verkeerd aangrijpen. Ik had liefst nu op dit zelfde oogenblik volkomen oprechtheid willen gebruiken en tante Roselaer gerechtvaardigd, die het waarlijk zoo kwaad niet met Francis had gemeend; maar ik kon mij nog niet voorstellen veel bij Francis gewonnen te hebben, en als ik dan na die gulle bekentenis eens een even gul antwoord ontving, dat mij van alle verdere moeite ontsloeg, wat dan? wat moest er dan van dien ongelukkigen grijsaard worden en van Francis zelve? Neen, ik moest eer ik sprak eenige zekerheid hebben dat ik mijn plei dooi zoude winnen; ook eenige zekerheid voor mij zelven, dat ik geen zaak aanvaardde die vooruit verloren was; maar al ware ik tot het besluit gekomen om eens eene eerste poging te wagen, het goede moment daarvoor was verloopen. Frits kwam op een drafje naar ons toe en zei tot Francis, na zijn gewonen militairen groet: »Freule! de kapitein laat vragen of u wel aan de saus voor de pudding denkt, en of de freule den sleutel wil geven voor de provisiekamer? want er is nog geen dessert klaar gezet."

»Heel goed, Frits! zeg aan den kapitein dat ik voor alles zal zorgen." Toen tot mij: »Excuseer mij, Leo! plicht gaat vóór genoegen, en mijn waardige adjudant herinnert er mij aan, dat ik nog keukendienst heb." Meteen vloog zij op en was in een wip uit mijne oogen.

»En voor mij zal het tijd worden om een weinig toilet te maken," sprak de generaal opstaande. »Ik dineer nooit in mijne