Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/127

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

is, dat hij liever geen Uquem zou drinken, als die hem geschonken werd uit een schellings glas! en daar onze majoor… ik wil zeggen de freule oppergebiedster, steeds eene verregaande onverschilligheid toont op dit punt, heb ik mij eens en voor altoos belast met de zorg om het buffet van Zijne Excellentie in goede orde te houden."

Ik kon niet anders dan hem een compliment maken over zijn zêle in dezen, maar toch was er iets in de wijze waarop hij soms den generaal zijn titel gaf, dat mij niet beviel, iets sarcastisch, dat den grijsaard treffen moest, naar ik mij voorstelde, hoewel deze zich hield of de speldeprik hem niet raakte. De inferioriteit van zijne middelen bij zijn superieuren rang, die vermoedelijk de heimelijke jaloezie opwekte van zijn voormaligen krijgsmakker , werd hem dus voelbaar gemaakt op eene wijze, waarbij elk ander met verontwaardiging zou zijn opgesprongen of zich door eene scherpe repartie hebben gewroken; maar het scheen dat aan von Zwenken daartoe geest- of wilskracht ontbrak, of dat hij uit rustliefde het hoofd daaronder boog en de lichte kwetsuur ontveinsde.

Francis daarentegen was meer fijnvoelend en gansch niet gezind zulke lankmoedigheid te oefenen; ook liet zij niet na telkens represailles te nemen op eigenaardige wijze.

»Foei, kapitein!" viel zij in, »gij moet dat zoo niet aan de klok hangen, dat gij hier foeriersdienst doet! Zijt gij misschien bang dat jonker van Zonshoven niet zal opmerken hoe gij u verdienstelijk maakt? Maar ziet gij, als iedereen hier zich wilde ge troosten mijn régime te volgen en zich wist te vergenoegen met ons kristalhelder bronwater, dan zouden al die ijver en zorg voor kelderprovisie en kostbaar drinkgeschir overbodig zijn."

Werkelijk had ik opgemerkt dat Francis niets dan water dronk en dat er op dit punt tusschen haar en den kapitein meermalen een geheimzinnig gebarenspel plaats vond, waarna hij telkens met kennelijk verdriet en teleurstelling zich onthield. Nu geprikkeld door haar rechtstreekschen aanval, viel hij uit: »Precies, freule! daartoe zoudt gij het graag willen brengen, opdat welhaast keldermeester en foerier zelf als overcompleet op retraite kon worden gesteld, en dan zou het hier de volmaaktheid wezen, niet waar?" eindigde hij met eene mengeling van bitterheid en weemoed, waarbij zijne lippen trilden.