Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/128

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Gij weet wel dat het zoo niet gemeend is, kapitein!" gaf Francis ten antwoord met zekere norschheid, waarin toch goed hartigheid den boventoon had. »Gij weet wel dat wij u hier niet kunnen missen, en dat ook niet wenschen, al blijf ik er bij dat het ons allen goed zou zijn zekere overdaad te besnoeien."

"Le luxe c’est le nécessaire," verzuchtte von Zwenken. »Mij ten minste, dat wil ik wel erkennen, neef!" ging hij voort, tot mij gewend; »en ongelukkig is Francis dat in ’t geheel niet met mij eens; of ’t al niet erg genoeg ware, hier op de Werve in vol strekte afzondering te leven, zou zij mij ook wel willen beduiden, dat ik het recht niet meer heb op eene tafel naar mijn smaak en rang, sinds ik mijn pensioen heb genomen." »Het recht daarop grootpapa! betwist ik volstrekt niet," viel Francis in met een pijnlijken glimlach; »alleen…"

»Als we onzen commandant in dezen lieten begaan," hervatte kapitein RoJf, met eene poging om door scherts eene afleiding te maken, »dan zoudt gij zien, dat wij welhaast op half rantsoen gesteld werden. Zij verbeeldt zich altijd dat de Werve eene omsingelde vesting is, die een hard beleg zal hebben uit te staan, en dat men niet spaarzaam genoeg kan zijn met de vivres, alsof zij niet een actief adjudant had, die er goed slag van heeft om de noodige fourage binnen te brengen."

»Ik ontzeg u zoomin goeden wil als behendigheid, kapitein!" hernam Francis, zijne intentie steunende; »ik zeg alleen: men moet met de krijgskas te rade gaan, en dan…"

»Ah bah! wij hebben een Minister van Oorlog die het zoo uitmuntend met de Kamer kan vinden, dat er een schitterend budget te gemoet wordt gezien," viel de kapitein in; »ik verwed er mijn eerste luitenants-pensioen onder, dat er met nieuw jaar voor hoofdofficieren verdubbeling van tractement en verhooging van pensioen is te wachten."

»Zoudt ge ’t waarlijk denken, Rolf?" vroeg de generaal met eene naïeve levendigheid, die ons allen glimlachen deed.

»Wel zeker, Uwe Excellentie! en als de Majoor mij dan maar met de administratie laat begaan, sta ik er voor in, dat er nog wel een toertje naar Wiesbaden op over zal schieten."

Het diner had den generaal wat geanimeerd; reeds waren zijne bleeke wangen meer gekleurd en stonden zijne oogen minder dof; nu schenen ze op eens als van onnatuurlijken gloed te schit-