Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/150

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gen der modiste. Bij daglicht zou Francis er gewis hebben uitgezien als eene actrice bij een repetitie in kostuum, zonder de voetlichten en als de zon op het tooneel schijnt; maar het was nu avond, en er was niet te veel licht, en men moest of kwaden wil of alleen zucht tot kritiek hebben, om niet voldaan te wezen met den eersten indruk. die allerbekoorlijkst was. Toch merkte ik nu op, juist nu zij voor ’t eerst in een elegant vrouwentoilet voor mij stond, wat mij bij haar vroegere wonderlijke manier van zich te kleeden ontgaan was: dat hare schoonheid iets bijzonder karakteristieks had, zooals maar zelden bij blondines wordt waargenomen. Ik spreek van schoonheid, ik moest eigenlijk bevalligheid zeggen, want de trekken waren niet geregeld, maarzoo fijn en sprekend, dat ze, vooral bij zekere schraalheid van ’t gelaat, iets scherps hadden. Zoo de groote blauwe oogen het niet goed gemaakt hadden door hunne liefelijkheid, men zou er te veel vermetelheid, te veel beslistheid in hebben opgemerkt, maar dat toch weer vergoed werd door de bewegelijkheid die een opgewekte geest, voor allerlei indruk ontvankelijk, aan het vrouwelijk gelaat kan mededeelen. In hare slechte gewoonte om bij iedere aanleiding met opzet de houding en manieren aan te nemen die haar martialen bijnaam rechtvaardigden, al was die er niet van afkomstig, lag mogelijk meer dan in haar oorspronkelijken aanleg de schuld van die zekere stoutheid, die hare vijandelijke vriendinnen met den naam van impertinentie bestempelden. Levensomstandigheden en opvoeding, ik zou liever moeten zeggen: gebrek aan opvoeding, hadden haar in zekeren zin misvormd tot hetgeen zij niet had moeten zijn; zooals vruchtboom en worden geleid en verwrongen tegen hunne natuurlijke richting in. Hoe dat ook zij, gij begrijpt wel, dat dit alles meer reflexies zijn après coup, toen ik ’s avonds rustig op mijne kamer de voorvallen en indrukken van den dag kon recapituleeren, dan dat ik ze maakte in de zeer korte oogenblikken, waarin dat onvergetelijk tooneeltje tusschen ons werd afgespeeld; en toch duurde het veel te lang, althans voor den generaal, die mij toeriep:

»Als gij bij de piano blijft, jonker Leopold, wees dan zoo goed het ons te zeggen, want uwe partij zoo in den steek te laten is toch wel wat al te onbeleefd."

»Verschoon mij, generaal!" in een wip was ik weer op mijn post bij de speeltafel, na Francis een blik te hebben toegeworpen, waaruit zij mijn leedwezen moest verstaan.

»Als gij plan hebt om nog eens te deserteeren, moest gij liever