Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/160

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Dàt neem ik nog niet aan, wroeging die tot niets leidt da tot wanhopige berusting, is onvruchtbare zelfkwelling; beter is het naar genezing te trachten; er is immers niets onherstelbaar gebeurd?"

»Ja, ’t is onherstelbaar! en ’t zal mij altijd blijven drukken al eene zware schuld, en toch. God weet dat er geen opzet bestond en… dat ik er toe gekomen ben mijns ondanks."

Ik raadde, waarop zij doelde; een smartelijke twijfel, een! vreeselijke onrust overviel mij, eene vraag brandde mij op de lippen, maar ik verloor den moed die te uiten, toen ik haar aan zag; zij was doodsbleek geworden, hare lippen sidderden, en, als gejaagd, haar arm uit den mijnen trekkende, bleef zij even stil staan, en liet zich toen neervallen op een omgehouwen boomstam terwijl zij de beide handen voor de oog en drukte als om de tranen te weerhouden die mildelijk vloeiden, Ik bleef voor haar staan: »Spreek het uit, Francis ;" drong ik met zachten ernst, »dat zal u verlichten."

»Ja, dat zal het," hernam zij kalmer; »eens moet ik het meedeelen aan iemand, wat ik geleden heb, maar niet nu. Ik wil mij nu dezen vriendelijken morgenstond niet bederven met mij dat afgrijselijk tooneel voor den geest te halen, en dat zou ik toch moeten doen om u begrijpelijk te maken, wat ik zelf nauwelijks begrijp, hoe dat mogelijk is geweest, dat ik, ik, die met al mijn drift geen beest kan zien lijden, schuldig ben aan den dood van een mensch!"

»Het schrikkelijk beeld staat u nu toch voor den geest; werp het van u, door het aan mij toe te vertrouwen," smeekte ik met al den drang van het diepste meegevoel.

»Neen! niet nu!" riep zij opspringende; "waartoe zou het baten! het kan alleen maar deze korte oogenblikken samenzijns vergallen."

»Indien het alleen deze ure van samenzijn betrof, zoudt gij gelijk lebben, Francis! maar… gij begrijpt toch wel, dat ik mij niet met zóó voorbijgaande kennismaking tevreden stel, en daarom hecht ik er aan, alles van u te weten, ook datgene, waarover gij smart of… berouw voelt. Mag ik uitvinden wat u moeite schijnt te kosten uit te spreken; is er niet zeker ongelukkig voorval met uw koetsier…?"

»Precies, dat is het!" sprak zij nu, op eens weer stout en met bitterheid, mij fier en uittartend aanziende, haar arm weer uit