Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/161

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

den mijnen losmakende, zonder dat ik nu lust gevoelde mij daartegen te verzetten. »Heel goed! als gij daar meer van weten wilt, hebt gij het maar aan de boerenlieden te vragen waar wij heengaan; zij weten er alles van."

»Ik zal mij wel wachten, Francis! naar uwe geheimen te vorschen achter u om…"

»Mijne geheimen!" viel zij nu uit, met eene stem die van toom en gekrenktheid trilde. »Hoe komt het in u op, dat daar een geheim achter zou steken? Het betreft immers een schrikkelijk ongeluk op den publieken weg, dat maar al te veel gerucht heeft gemaakt, en dat in een oogwenk menigte van toeschouwers had. Maar," ging zij voort, met den voet stampend van ergemis, »Ik begrijp wel dat men niet zal nagelaten hebben, zelfs op hetgeen klaar was als de dag, sprookjes en lasteringen te bouwen, om daarmee de publieke opinie tegen mij op te hitsen; het geldt immers maar Majoor Frans, die de dingen niet doet zooals iedereen; Majoor Frans, de vogelvrije; en ’t zou jammer zijn geweest, zoo men de occasie niet bij de haren had gevat, om wie weet met welke lasteringen nog hare fout zwarter te maken, alsof het al niet genoeg ware dat hare woestheid en overmoed een mensch het leven hadden gekost, en een andere de eer en het levensgeluk! Hoe kon ik zoo onnoozel zijn, te wanen, dat u daar niets van zou zijn ter ooren gekomen, dat men u niet daarvan eene voorstelling zou gegeven hebben, die genoeg was, om U zóó nieuwsgierig te maken, dat gij mogelijk alleen herwaarts heen zijt getrokken om de heldin van zoo’n romanesk avontuur eens in al haar doen en laten te leeren kennen. Welnu! het zou jammer zijn, dat zoo’n nobele kruistocht geen doel trof. Daar vóór u ligt de boerderij, ga daar botweg aan de lieden vragen, wat er is van het geval met Majoor Frans en den koetsier Blount; de man en de vrouw zijn er beiden getuigen van geweest, zij kunnen u op de hoogte brengen of liever op de laagte van die gansche jammerlijke geschiedenis, en daarna, Jonker van Zonshoven, keer terug naar de Werve om afscheid te nemen."

Al sprekende wees zij met een gebiedende geste naar het boerenerf dat voor ons lag, en terwijl ik er het oog op richtte, ijlde zij weg en liet mij staan in eene onbeschrijfelijke verwarring en beschaming. Ik wist niet meer wat ik er van denken moest; slechts kwam het mij voor, dat zij voor mij verloren was. Ik