Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/228

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

varing die voor de vruchten van het rijper seizoen niet schaadt. Gij daarentegen zijt door uwe forsche onvrouwelijke opvoeding beveiligd geweest tegen diergelijke aanvallen van sentimentaliteit, maar daardoor waart ge aan eene andere dwaling blootgesteld, waarop ik niet verdacht was, er die nu eigenlijk voor mijne rekening komt; het is deze, dat gij u hechten zoudt aan den eersten man den besten die zich met meer dan vluchtige belangstelling aan u gelegen liet liggen; het trof zoo, dat ik die man was, en dat ik de onvoorzichtigheid beging (want ik moet er dat nu wel in zien), schoon het met de beste intentiën geschiedde, om u in te wijden in de geheimenissen der poëzie en uw smaak trachtte te vormen voor de hoogere genietingen die zij biedt. Wij lazen Shakespeare! nu is het niet vreemd, dat een jong meisje, ’t welk men de schoon heden van zijne tragediën doet opmerken, zich zelve voor eene Juliet gaat houden; maar daarom is hij die haar de gelieven van Verona leert verstaan, zelf nog geen Romeo! En ik vraag u, Francis, als gij er ernstig over nadenkt, of ik het voor u zou kunnen zijn; zie mij aan en bedenk hoe slecht mij die pretensie zou afgaan. Ik heb den leeftijd van uw vader; mijne haren zijn reeds met zilver vermengt," en hij lichtte zijne zware, donkere lokken op om mij te toonen, hoe zij aan de slapen reeds grijsden; »zoo ik niet leed aan eene kwaal, die mij met geheele vermagering bedreigt, zou ik de jaren hebben waarin men tot gezetheid komt; dat is alles behalve poëisch, niet waar? Ik meende daarbij in uwe oogen de achtbaarheid te hebben van een getrouwd man, al zag ik er geen nut in, uwe deernis op te wekken voor mijn treurig huwelijkslot. Laat uw verstand spreken, Francis, dat maar een oogenblik door de verbeelding is overstemd, en gij zult de eerste zijn om toe te stemmen dat ik, ik niet de held kan zijn voor een liefdesroman!"

Hij zweeg en scheen een antwoord te wachten, dat ik niet geven kon; want ik had eene gewaarwording of er ijsschotsen rondom mij opgestapeld werden, waaronder ik verstikken zou.

Toen kwam hij naar mij toe, legde beide handen op mijne schouders, zag mij diep in de oogen, met eene mengeling van ernst en weemoed, en sprak op zachten toon:

»Ik ben nog een jaar vroeger gehuwd dan uw vader, ik kon eene dochter hebben van uw leeftijd; ik ben kinderloos! ik heb mij zelven wel eens betrapt op den wensch in u eene dochter te zien,