Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/246

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

is een geheim dat niet alleen het mijne is, en ik heb mijn reden om het niet zoo aan den eerste den beste over te leveren; noem mij master Smithson; dat is mijn pseudoniem voor dit oogen blik."

»Heel goed; maar wat wilt gij dan eigenlijk, master Smithson?"

»Allereerst dat gij hier de blinden sluit, want daar komt verschrikkelijk veel tocht binnen."

»Het idée is niet slecht; had ik daar eerder voor gezorgd, mogelijk zou ik de eer van uw gezelschap gemist hebben… "

»Hm! dat is nog zoo zeker niet, lieden als ik weten voor alles raad."

»Als dat zoo is zult gij mij verplichten met mij te zeggen, hoe gij het denkt aan te leggen om de freule Mordaunt te spreken."

»Ik zal u verzoeken haar even te waarschuwen dat ik hier ben…"

»Gelooft gij dat die tijding haar genoegen zal doen?"

»Pristie!… dat mag ik niet verzekeren, maar… zij zal toch komen. Zij heeft wel wat voor mij over."

»Hier komen, op mijne kamer!"

»Bah! zij is geen prude, onze Majoor Frans… "

»Master Smithson! ik waarschuw u; als gij u ongepast uitlaat over de freule Mordaunt, zal ik u dwingen denzelfden weg terug te nemen dien gij gekomen zijt!"

»Oh! Ia! Ia! mijnheer N. N.; wij zouden dan toch eerst moeten zien wie van ons de sterkste is, en ik ben nogal een goed bokser; maar het zal zoo ver niet komen; ik ben wel de laatste om iets te zeggen of zelfs maar te denken, dat Francis Mordaunt beleedigen kan; maar dit zult gij mij toch toestemmen, gij die haar ook schijnt te kennen, dat zij de laatste is om uit zotte preutschheid terug te blijven als er kwestie is om iemand te helpen."

»Dat stem ik toe, maar zoo gij hare hulp noodig hebt, kunt gij mij dan niet zeggen wat gij van haar verlangt?"

»Dat zou te omslachtig zijn. Enfin! zoo gij mijne boodschap niet verkiest te doen, zal ik Frits den huisknecht moeten opzoeken, die er vast nog wel is; maar de oude zal zich niet goed weten te houden en een verwenscht misbaar maken; dat mij terstond zou verraden aan… den kolonel."