Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/261

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Kom, gekheid, daar geloof ik niets van; weer vrouwelijke overdrijving! Ge moogt hem zoo eens eventjes, in een oogenblik van vivaciteit…" hij maakte eene geste of hij een karwats in de hand hield, »maar dat heeft hij van mij ook gehad, dat zou hem den dood niet doen, en gij zult hem toch niet vermoord hebben?"

»Neen! God weet wat ik er voor had willen doen en dragen om den armen trouwen man in het leven te behouden; maar toch ligt de schuld aan mij. Het was op een rijtoer; wij hadden de mooie blauwgrijze schimmels moeten wegdoen."

»Surely I am to be damned!" riep Rudolf; »dat prachtige span, mijn arme vader!"

»Ja Rudolf, het was er toe gekomen; maar dat was nu juist uwe schuld niet: hij had, ik weet niet meer welk verlies geleden; wij hadden nu een nieuweling dien wij met het eene paard, dat wij nog behouden hadden, te zamen in het tuig zouden wennen, en Harry meende het alleen te doen; maar gij weet, ik val wat koppig als ik mij eens iets in \’t hoofd heb gezet; ik begreep dat ik er bij moest zijn; ik wilde de teugels voeren, schoon Harry het ernstig afraadde! Afraden was twijfel aan mijne behendigheid, aan mijne vaste hand; ik kon dat niet dragen een zware afrijwagen, — ik naast Harry op den bok, ik nam de leidsels; het ging den rechten breeden straatweg op, die van Z. naar het dorp voert, en al ging het met inspanning, met over spanning zelfs! Rudolf! het ging goed! ik kreeg ze toch tot gedweeheid."

»Bravo! dat dacht ik weI!"

»Och, juich niet om dien jammerlijken triomf, die nu mijn leven vergalt; toen juichte ik ook, en in mijn overmoed lachte ik Harry uit, die het hoofd schudde en voorzichtigheid preekte. Ja, Leo! gij moogt, gij moet het wel hooren welk een schepsel ik ben, als mijn zelfgevoel, mijn trots wordt geprikkeld. Ik vond het noodig de paarden eens ferm te laten loopen, om de zegepraal op hun onwil te verzekeren; Harry was het met mij eens, maar wilde dat ik nu verder het bestier aan hem zoude overlaten; hij zag mij hijgen van vermoeienis en wees naar de lucht, waar men een onweer zag opkomen.

»Wij moeten terugkeeren, Freule! of er gebeurt een ongeluk," sprak hij, »tenzij ge mij de leidsels overgeeft, want hier is een man-