Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/301

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

was, een zoogenaamd speelwagentje, met solide leeren huif overdekt, waarin voor allen plaats was en dat aan een der notabelen behoorde. Daar de generaal een weinigje zat te soezen, al wilde hij er niet voor uitkomen, was ik met Rolf mee gegaan om het gezelschap uitgeleide te doen. Daarop excuseerde de kapitein zich bij mij en ging volgens gewoonte in de billardkamer zijne welverdiende rust nemen. Ik bleef nog wat op het binnenplein rondloopen, besluiteloos of ik al dan niet het huis weer zou ingaan, toen ik op eens Francis zag aankomen door de oude poort, die nooit meer gesloten werd. Haar te gemoet te gaan en mijne blijdschap te betuigen dat ik het zoo trof, haar voor te stellen nu nog te zamen eens rond te wandelen, was even schielijk gedaan als gedacht; maar voor eene wandeling was het te laat, voerde zij tegen. Zij zelve was maar eens naar de boerderij geloop en om het grootje van de Pauwelsen wat lekkernijen van het diner te brengen; dát was hare rust geweest. Maar zij wilde graag nog wat met mij den tuin in en een poosje praten op de bank van den vervallen koepel, waar men zulk een mooi vergezicht had. Alleen moest zij eerst even omzien naar grootpapa.

»Die zit nog in ’t priëel te dommelen, en mij dunkt hij zit daar goed."

»Ja, maar de avond is luchtig en… Is Rolf bij hem?"

»Rolf haalt de schade in van de verloren siësta."

Francis fronsde de wenkbrauwen. »Grootpapa moest vandaag niet alleen zijn." En zij verhaastte haar tred. »Zoudt gij gelooven, dat ik den heelen dag zekere onrust heb gehad?"

»Gij! Men zag het u niet aan."

»Dat moest er nog maar bijkomen!"

»En waarover die onrust?"

»Hebt gij dan niet wel eens aan Rudolf gedacht? Dat zou mij verwonderen."

»Ik? Heel veel! Juist aan het diner, waar ik zijn vader zoo opgewekt zag, kwam hij mij telkens voor de verbeelding."

»Maar ik dacht aan hem eer met onrust dan met medelijden, dat wil ik u wel bekennen. Ik vrees nog altijd een coup de tête van hem… Gij zijt zeker dat hij vertrokken is, niet waar?"

»Hij is zijn eigen weg gegaan terwijl ik nog sliep en heeft zijne