Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/32

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

met zijn verminkt lid, dat ik mij wel verklaren kan waarom gij het juist in dien hoek hebt gehangen."

»Toch het meest omdat het vuil en hier en daar gebarsten is," sprak Leopold; »maar als ik het eens laat opknappen, en het werk tot zijn recht komt, zal het zich zeker gunstiger voordoen, en wie weet, aan welk groot schilder het dan niet zal worden toegeschreven; de naam staat er wel niet op, en het jaartal evenmin, maar toch…"

»Wie weet of ’t nog niet uitkomt, dat het een Memling is," spotte Verheyst, er nog dichter vóór tredende.

»En mijnheer de ridder draagt het kruis der Tempeliers," ging hij voort; »zoo heeft hij zijne schoone dan niet eens gewonnen door zijn offer."

»Neen! zijn roman had een treurigen afloop."

»Ik wensch dan van harte dat de gelijkenis van het leven niet sterker moge doorgaan, dan die ik waarneem in de physionomie. Want zonder je te vleien, de jonker van de 19de eeuw bevalt mij vrij wat beter dan die van de 15de. Al hebt gij niet de forsche gestalte van dien pourfendeur, gij zijt toch slank en rap genoeg, en in uwe fijne blanke hand zit kracht genoeg, al zou die zwarte gantelet haar al zeer slecht ganteeren, en dan die akelige strakke trekken, die ijzige glimlach; terwijl bij u alles leven en bewegelijkheid is. Neen! neen! de uitdrukking van die tronie bevalt mij volstrekt niet, al stellen wij nog zooveel van dat kille en fletsche op rekening van den conterfeiter, en voorwaar, die man met zijn hoog opgetrokken wenkbrauwen ziet op ons neer met zoo’n trotschen, laatdunkenden blik, of hij zich boos maakt dat wij niet aan zijne voeten vallen, la face contre terre. Foei! ik word er kregelig om, en wel het meest op uwe moeder, die, zeker uit adeltrots, juist den vinnigsten en fiersten van al deze hooge en machtige heeren uitkipte, om er u mee te vergelijken."

Leopold lachte luid en ongedwongen.

»Wat sta je door te slaan, Willem; en om je te beschamen, moet ik je zeggen, dat mijne moeder, die wel stille huiselijke deugden, maar geen greintje geboortetrots heeft bezeten, juist in de uitdrukking van de oogen, in den feilen hooghartigen blik, de gelijkenis meende te hebben gevonden."

»Il ne s’ agit que de bien voir la chose, maar als gij mij zóó