Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/333

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

mij verachtelijk noemen, verachtelijk zijn in hare oogen wilde ik niet. De goede Rolf had zich teruggetrokken op den achtergrond van ’t vertrek en had tranen in de oogen. De goedhartige ziel, die van haar alles kon verdragen en het laconiek langs zich neer liet glijden, sidderde van angst dat ik het zou opnemen zooals het klonk. De generaal, wien het angszweet op het voorhoofd parelde, zat handenwringend van schrik en spijt in den armstoel, waaruit hij niet kon oprijzen.

»Francis, Francis!" viel hij nu in. »Laat u toch niet zoo ver vervoeren in uwe dwaze gekrenktheid. Sla uw eigen geluk, òns aller welvaart niet zoo roekeloos onzinnig den bodem in, nu gij het in uwe macht hebt. Bedenk, dat de Werve verhypothekeerd is tot den laatsten steen, dat de renten in de laatste zes maan-den onbbetaald zijn gebleven, dank zij de tusschenkomst van jonker Leopold, die Overberg heeft gesust; dat het kasteel bij een publieken verkoop niet een derde zou opbrengen van de schuld waarmee het bezwaard is, en dat wij het alleen danken aan de edelmoedigheid van onzen neef van Zonshoven, als er van zoo iets geen sprake zal zijn. Hij wil de Werve met al hare bezwaren van mij overnemen, en mij daarvoor een vast jaarlijksch inkomen toestaan, dat mij een rustigen ouderdom waarborgt, maar… gij moet zijne vrouw worden, anders valt dat gansche plan in duigen! begrijp dat toch en beleedig den man niet, die het zoo goed met ons voorheeft! Ons lot is geheel in zijne handen, en gij werpt hem verwijtingen naar het hoofd, die bijkans onvergefelijk zijn. Toch zal hij nog kunnen vergeven, indien gij niet volhardt bij uwe onzinnige afwijzing, ik ben er zeker van, want hij heeft u lief, ik heb dit lang geraden. Maar wij hebben hier niet alleen met hem te doen, wij hebben te doen met een uitersten wil, met executeurs, met een procureur, met alle eischen en vormen die de wet voorschrijft. Hier is een ernstig, verstandig antwoord noodig en kan men niet volstaan met invectieven en exclamaties. Wat zal ik aan den heer Overberg schrijven?"

Francis had zeker maar half naar zijne toespraak geluisterd; zij was hem alleen niet in de rede gevallen, omdat zij nog worstelde met hare eigene aandoeningen, die zij trachtte te bekampen; nu echter, gesommeerd tot eene beslissing, rees zij op en sprak met eene stem die eenigszins dof en schor klonk, maar die helaas geene vastheid miste: