Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/335

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

liet u mijn ernst als scherts opvatten, want ik kon in dienzelfden oogenblik eene dame die geene dame wilde zijn, eene jonkvrouw die zich zonder spijt Majoor Frans liet noemen, niet zonder nadere kennis mijne hand bieden. Ik ook, freule Mordaunt, heb achting genoeg voor mij zelven, om niet zoo roekeloos eene verbintenis voor het leven aan te gaan. Ik wilde zien, zien uit eigene oogen, en niet in den blinde rondtasten.

»Als gij het bespieden noemt, naar uw zin, naar uw aard, naar uw verleden te vorschen, ja dan heb ik u bespied; maar het is niet geweest dan met het oog op uw geluk en — op het mijne. En nu, ik heb de zekerheid gekregen, dat gij mij liefhebt, zoo als ik u, dat wij elkander waardig zijn, dat onze verbintenis voor ons beiden eene levenskwestie is; gij hebt mij geen uur geleden vrijwillig en met blijdschap uw woord gegeven; zoo acht ik uwe afwijzing voor een uitval waaraan ik mij niet zal storen, want ik zal niet dulden, dat gij door eene verkeerde opvatting in een oogenblik van drift baldadig datgene verbreekt, dat gij zelf uw levensgeluk hebt genoemd, en waaraan ook het mijne hangt. Ik heb de zekerheid uwer liefde, ik heb uw WOORD! Ik houd u bij dat woord, ik zal u dwingen gelukkig te zijn. Generaal! schrijf aan Overberg, aan van Beek, dat freule Mordaunt mij hare hand heeft toegezegd, en dat de overdracht van de Werve kan doorgaan."

»Daarvoor is mijne toestemming noodig," sprak Francis, die bleek maar roerloos met strakken blik en onbewogen trekken naar mij had zitten luisteren. Maar dat is niet juist; zij had zich afgewend, als ging datgene wat ik sprak haar niet meer aan. Nu eerst toonde zij weer deelneming in ’t geen er voorviel, maar om ons tegen te staan.

Ik was vast besloten den strijd niet op te geven.

»Volstrekt niet, Freule," beet ik haartoe. »w grootvader is de eenige rechthebbende op het kasteel, en zijn testament, dat u zijne rechten overdraagt, is niet van kracht bij zijn leven!"

»En dan nòg," verzuchtte von Zwenken. »Och! of zij den toestand inzag als ik…"

»Welaan, Oom! laat u niet door haar weerstand afschrikken; schrijf aan die heeren zooals ik u opgaf, en stoor u niet aan al het overige; gij weet te goed wat er volgen gaat, zoo gij het