Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/353

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Ik heb mijne verloofde haar woord teruggegeven, maar mijne nicht Francis Mordaunt blijft onder mijne bescherming."

»Ik waardeer de bedoeling," sprak Francis, zonder mij aan te zien met trillende stem, »maar ik heb zulke bescherming niet meer noodig. Ik ga zwerven! ik heb een stap gedaan, die mij voorgoed van mijn verleden scheidt. Ik wanhoopte aan uwe edelmoedigheid, die mij de vrijheid zou geven: daarom heb ik het onmogelijke willen stellen tusschen u en mij. Ik heb eene overeenkomst gesloten met master Stonehorse, die reeds hier moest zijn, en master Smithson is gekomen om mij aan hem voor te stellen."

»Uw oom Rudolf is hier om het u uit alle macht af te raden, my dear! en als ge op master Stonehorse rekent, kunt gij lang wachten," viel Rudolf uit.

»Alweer geen woord gehouden!" riep Francis hem toe met verontwaardiging. »Maar ik heb die teleurstelling verdiend, met nog eens op u te rekenen."

»Ziet gij mij aan voor zoo dom of zoo slecht, Francis! dat ik de hand zou leenen om u zulk een coup de tête te helpen volvoeren?"

»Zoo hebt gij mijn briefje niet aan uw directeur overhandigd?" »waarachtig niet! ik heb wat beters gedaan: ik heb Leo gewaarschuwd dat gij op het punt stondt eene dwaasheid te begaan, die u onredbaar in ’t verderf zou storten."

»Een komplot! dat is het wel wat van lieden van uwe soort is te wachten. ’t Is genoeg! ik zie wel, dat ik op niets of op niemand meer rekenen kan dan op mij zelve, zoo weet ik wat mij te doen staat."

»Stupid! Zij hecht er nog aan!" riep Rudolf met ergernis.

»Zoo doe ik, en sinds gij mij uwe bemiddeling weigert zal ik alleen naar L. rijden, waar master Stonehorse nog wel te vinden zal zijn."

»Zij verdiende voor den duivel dat men haar haar gang liet gaan. Probeer het maar, doordrijftster! Als gij eens in zijne handen zijt, zult gij het levenslang met bloedige tranen beschreien; en het ergste is, dat je niet eens schreien moogt! Je moet lachen, lachen onder het snerpendste wee."

»Welnu, ik zal lijden wat er te lijden valt; zoo zal ik boete doen voor ’t geen ik mij te verwijten heb."