Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/397

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Maar ook, al hadden zij beiden hetzelfde gewaad gedragen, Marius en Albert zouden sprekende contrasten zijn geweest, en dat zou juist bij gelijkheid van kleeding nog meer zijn uitgekomen. Marius, met zijn dik blond haar en blauwe oogen, geleek een kloeke zoon van het noorden, in zijn eenvoud, in zijne kracht. Albert Duarte daarentegen, wiens naam aan eene zuidelijke herkomst deed denken, en die mogelijk onder zijne voorouders, Spaansche of Portugeesche émigré telde, was geheel iemand van eene fijne, prikkelbare, zuidelijke natuur. Zijn donker krullend haar, dat hij moeite had om eenigszins naar de eischen der mode aan eene zijde te houden, zijne levendige oogen die tintelden als geslepen gitten, zijn fijne bewegelijke neus, kleine mond, met dunne lippen en een geestig glimlachje, en de wel wat geelbleeke gelaatstint, kenschetsten hem als den man, die hij was, een man begaafd met eene levendige verbeeldingskracht en scherpzinnig vernuft, van fijn gevoel en inspiratie; maar bij dat alles iets weeks, iets onbestemds, dat gemis aan vastheid deed vreezen. Doch het contrast tusschen hem en zijn vriend schaadde niet aan de vriendschap; integendeel zij completeerden elkander, en bij beiden was gelijke warmte van hart en gelijke oprechtheid, al was er een groot verschil in beginselen. En dat verschil lag allermeest in de uiterlijke omstandigheden, die hunne jeugd hadden beheerscht.

Marius van Adelsteyn was opgevoed als een aristocraat, die bestemd was eenmaal zekere positie aan het hof in te nemen. Maar hij zelf had zich die bestemming niet laten welgevallen; hij had zich met al de energie, die in hem was, zonder voorkennis zijner ouders toegelegd op exacte wetenschappen, op alles wat hem eens eigenmachtig handelend kon doen optreden. En toen het oogenblik gekomen was, waarop hij eene keuze moest doen, had hij bewezen dat hij beter geschikt was orn een goed bouwkundige te worden dan een goed kamerheer-ceremoniemeester. Dit wekte in ’t eerst niet slechts verbazing, maar de grootste ergernis, in zijn ouderlijk huis en in de geheele côterie. Het was een breken met alle familietraditiën, dat geen antecedent had. Doch Marius stond pal in dien storm. Hij brak met de traditiën en zeide geen precedent noodig te hebben, daar hij zelf een goed voorbeeld dacht te geven. Daar hij niet wilde buigen, stiet men hem uit .en liet hem op zijn eigen wieken drijven.