Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/399

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hij daarvoor ongeschikt was en dat zijne roeping elders lag. Toen vergunde men hem zich geheel te wijden aan de beoefening der letteren, hoewel zijn vader hoofdschuddend verklaarde, dat zijn zoon den verkeerden weg koos. Maar — hij was het troetelkind zijner ouders, de eenige zoon, die eigenlijk als het eenige kind werd beschouwd en geliefd, in het afwezen van de dochter, op wie het: »onbekend maakt onbemind" werd toegepast.

Marianne, om eene smartelijke oorzaak reeds op haar derde jaar uit de ouderlijke woning verwijderd, telde eigenlijk niet meer mee. De ouders trachtten haar te vergeten; de broeder had haar nooit gezien. De geboorte toch van Albert kostte zijne moeder bijkans het leven. Niet slechts haar lichaam was zoo geschokt, dat men twijfelde aan haar behoud, maar ook op haar geest drukte een sombere nevel. Zij kon, zij mocht haar kind niet zogen; zij herkende het zelfs niet meer. Gelukkig vond men eene gehuwde vrouw, die als min in haar eigen huis de geheele verzorging van de zuigelinge op zich nam, en ook de kleine Marianne bij zich nam, die evenzeer moest verwijderd worden. Maar die schikking kon niet van duur zijn. De oudere zuster van mevrouw Duarte, die in Gelderland een buitentje bewoonde, bood zich aan, het meisje, dat haar petekind was, bij zich te nemen, tot de moeder genoegzaam hersteld zou zijn. Dit voorstel was door den heer Duarte met blijdschap aangenomen, en de tante kwam zelve het kind afhalen. Zij was tien jaar ouder dan hare zuster en had niet als deze een huwelijk uit liefde aangegaan onder bekrompen omstandigheden, maar integendeel een zoogenaamd mariage de raison, waarvan zij maar al te spoedig al het déraisonnable had gevoeld. Gelukkig had zij haar juk niet al te lang behoeven de dragen, maar toch lang genoeg om ontnuchterd te zijn van vele illusiën, die zij zich omtrent het geluk, de wereld en hare genietingen had gevormd. De jeugdige weduwe trok zich geheel uit de conversatie, uit het stadsleven terug, en leefde buiten in de strengste eenzaamheid, al hare vreugde zoekende in ongelukkigen te troosten en armen wel te doen in stilte. Want zij had het geloof aan de dankbaarheid der menschen verleerd, zonder evenwel menschenhaatster te zijn geworden. Haar vurigste wensch, een kind te bezitten, was haar ontzegd — de kleine Marianne zou haar daarvoor een tijdlang ter vergoeding zijn.

Na twee jaren van een diep aandoenlijk lijden herkreeg mevrouw