Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/401

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

oprecht gemeend was, maar die hem saai en banaal toescheen,

Daarbij geloofden de heer en geene behoefte te hebben aan vrouwelijk toezicht over de huishouding. Bij het langzaam verzwakken van Mevrouw Duarte, had eene trouwe, handige dienstbode, die al jarenlang alleenheerscheresse was geweest in de keuken, langzamerhand ook het huisbestuur overgenomen, en na dier overlijden verklaarden zij: »alles alleen voor hare rekening te zullen nemen" — met de waarschuwing er bij, dat zij niet blijven zou, als er eene juffrouw in huis kwam; zij was te oud geworden om onder eene nieuwe meesteres te staan.

De heeren dachten er niet aan, haar dien dwang op te leggen. Eens, toen de Heer Duarte door eene zware ziekte werd aangetast, die van langen duur kon zijn en veel oppassens vereischte, en de keuken-despote tot de bekentenis moest komen dat zij nu toch onmogelijk langer alles alleen kon doen, kwam Albert op den inval de liefdediensten zijner zuster in te roepen, al scheen het bijkans eene onbescheidenheid, om na zoo veeljarige verwijdering, al was het tijdelijk, inbreuk te maken op tantes verkregen rechten, Op Alberts uitvoerig schrijven — want hij meende ook met het oog op de positie zijn verzoek duchtig te moeten motiveeren — kreeg hij een uiterst lakoniek antwoord van Marianne, maar dat het bericht inhield van hare onverwijlde overkomst. Hij, die gemeend had dat er nogal over en weer zou geparlementeerd worden eer de tante zou toegeven, kreeg per omgaande kennis van den dag en het uur, waarop hij haar van den trein zou moeten afhalen, met de naïeve bijvoeging: »dat zij die moeite vergen moest, wijl zij in de groote stad den weg niet kende!" — en Albert, die had willen voorstellen haar tot A. te gemoet te reizen!

Zoo kwam dan de dochter in het vaderlijk huis terug als ziekenverpleegster. Maar in die hoedanigheid voldeed zij zoo goed, dat zij Albert de innigste hoogachting inboezemde, en dat zij, die als vreemde was binnengetreden, zijne volle, teederste broederlijke liefde won, terwijl haar vader telkens opnieuw zijn leedwezen had geuit, dat hij zulk eene dochter om materieele belangen had kunnen afstaan, Zij troostte hem dan met de verzekering, dat zij altijd een kinderlijk hart voor hare ouders had behouden, al kon zij dat niet in hare brieven uitdrukken zooals zij het voelde; dat zij een rustig en gelukkig leven had geleid bij hare tante,