Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/404

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Als men om zoo iets boos werd!" antwoordde zij met een opgeruimde lach. »Daarbij, zijne toezegging was maar voorwaardeIijk…"

»In uitstel is geen afstel," troostte Albert; »ik zal nog wel tijd vinden om u de teleurstelling te vergoeden, zusjelief!"

»Dat kunt gij nu al doen, als gij mij wat vertelt van ’t geen ge gezien hebt."

»Ik dacht niet, dat gij zoo’n gloeiende dilettante waart," sprak Laura wat spotachtig.

»Als gij daaronder iemand bedoelt, die verstand meent te hebben van kunst, en die er zelf wat aan doet, dan ben ik dat niet; maar ik zie heel graag schilderijen, dat is waar, en die mij eens hebben getroffen, vergeet ik nooit weer."

»Dan is ’t waarlijk jammer, dat gij de schilderij van Israëls heden niet hebt kunnen bewonderen, juffrouw Duarte!" merkte Marius aan, »want die zou zeker uwe aandacht hebben getrokken."

»Ik hoop daartoe nog wel eens gelegenheid te vinden, mijnheer; wat stelt zij voor?"

»O, dat kan ik u wel vooruit zeggen!" viel Laura in, een antwoord voorkomend. »Katwijker visschers in hun onooglijk kostuum, of Scheveningsche breisters en vischvrouwen met gelapte jakken en vuile mutsen, allerakeligst om te zien; daar houd ik niets van!"

»Elegante en coquette schilderijen, die vermoedelijk uwe goedkeuring zouden wegdragen, waren er in menigte," viel Marius uit, wat forsch en scherp. »Maar gelapte jakken en vuile mutsen kunnen zeer schilderachtig zijn — als eene meesterhand zich verwaardigt ze tot voorwerpen van kunst om te tooveren."

»O, zeker! ieder weet, dat het werk van Israëls veel verdienste heeft van kleur," repliceerde Laura, met al de pedanterie, waartoe innerlijke gekrenktheid haar prikkelde; zij was niet gewoon, dat men haar smaak betwistte.

»Mij komt het voor, dat hier bovenal de verdienste ligt in de gedachte, en eene gedachte, die in onzen tijd wel wat op den voorgrond mag gesteld worden," hield Marius vol.

»Zeker weer een sentimenteel tafereeltje bij een kerkhof, of eene ledige wieg," spotte weer Laura, met een minachtend glimlachje. »In den Achterhoek is men, geloof ik, wat primitief; de