Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/411

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Dat is werkelijk een groot voorrecht, waarmee de beschouwers als de kunstenaars gediend zijn," stemde Albert toe; »en de verdienste van zulke schikking mag men niet voorbijgaan, vooral niet als men weet hoeveel moeite en hoofdbreken dat kost. Niet alle schilderijen kunnen even goed geplaatst worden, dat spreekt vanzelf, maar te zorgen dat er gelijk recht geschiede, dat het goede niet willekeurig in een ongunstig licht worde gesteld, dat het zwakke niet in volle gebrekkelijkheid uitkome, dat twee meesterstukken elkander niet schaden, — ziedaar eene zware taak, ik zou haast zeggen eene groote kunst, en die maar zelden met dank wordt beloond,"

»Er is nooit eene tentoonstelling die geen stof geeft tot reclames, en geen heirleger wekt van ontevredenen — die men eigenlijk ondankbaren moest noemen."

»En wat frappeerde u wel het meest, Antoinette?" vroeg Laura, die zeer veel aan de mededeelingen van de jonge freule scheen te hechten.

»O! dat was die magnifique waterval van…… Wust geloof ik…… iedereen spreekt er van, en ik beken u, ik vond dien zoo frappant, ik had er uren op kunnen staren."

»Ik ben het met u eens, freule, dat die kloeke rotsen, die breede waterstroom, die bruisende golven, als ze eens ons oog getroffen hebben ons geboeid houden of we onder eene onweerstaanbare betoovering raakten."

»Dus heeft die fameuse schilderij van Israëls niet zoo bijzonder uwe attentie getrokken?" vroeg Laura wat spotachtig; »dan hapert het aan uw smaak, chère belle! de heeren hier prijzen haar als een meesterstuk!"

»Zoo spreekt geloof ik iedereen er over," antwoordde Antoinette, »behalve een enkele, die niet van het genre van den schilder houdt. Als ik wilde napraten alles wat ik er over heb hooren zeggen — onder anderen van mijn teekenmeester zou ik mij heel goedkoop een air de connaisseuse kunnen geven; maar daar ik er niet van houd te schijnen wat ik niet ben, beken ik liever dat ik over ’t schilderij als kunststuk niet kan oordeelen, hoewel ik het een allerliefst sujet vind — en — als ik papa niet zoo erg hoorde klagen over den slechten tijd, zou ik hem zeker plagen om het voor mij te koopen als een bruids-cadeau — het zou juist iets. wezen voor mijn salon."