Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/433

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en fierheid! Neen, het bleek nu wel dat Albert Duarte te ruwe handen had om die teere plant met de vereischte kieschheid te kweeken en te koesteren. Al hare illusiën van geluk en grootheid zoo op eens uiteen te blazen als kinderachtige zeepbellen, haar alle hoop zelfs te benemen op eene toekomst, die voor hem zelf immers toch ook nog verborgen was; — neen! zoo had zij het niet bedoeld toen zij hem vrijheid had gegeven om zich aan Laura te verklaren en deze voor zijne wenschen te winnen. Door zachte middelen, door overredende welsprekendheid had hij haar behooren over te halen. Maar nu, haar te dwingen tot eene keuze die haar zoo bittere tranen kostte, dit was eene hardheid waartoe zij hem niet in staat had geacht, dit was eene wreedheid, die zij hem moeielijk zou kunnen vergeven. Want de goede vrouw rekende er nog altijd op, dat die vergiffenis van haar gevraagd zoude worden, en zij troostte Laura reeds bij voorbaat, dat Albert wel spoedig berouw zou hebben over zijne heftigheid en dat het misverstand welhaast tot hare voldoening zou worden bijge1egd. Doch Laura zelve verklaarde dat het geen misverstand was, dat zij integendeel Albert maar al te goed had verstaan, en dat zelfs, al kon hij berouwvol tot haar weerkeeren, zij van hare zijde nu zeker terug zou treden, want hij had bewezen dat hij haar niet liefhad zooals zij wenschte bemind te zijn.

Ondanks die ontkenning had zij toch een innerlijken strijd te voeren en was boos op zich zelve over hare inconsequentie, want in ’t geheim bleef zij hopen; hopen op Albert’s wederkomst, hopen op een woordje van zijne hand, dat den afgebroken draad de gemeenschap weer zou trachten aan te hechten. Zij zou hem dan wel veel te verwijten hebben, maar zoo hij schuld beleed zo alles weer goed zijn, en de verzoening kon worden getroffen, natuurlijk op de voorwaarden, die zij zou opleggen. Maar met iederen dag werd die hoop zwakker, de teleurstelling zekerder, — er verliepen weken zonder dat Albert iets van zich liet hooren.

Marianne zelve, Marianne, wier bezoek men, als iets dat van zelve sprak, iederen dag had gewacht, en wier bemiddeling men volgaarne zijdelings zou hebben aangegrepen, Marianne vertoonde zich niet meer, en mevrouw Trotsenburg, die in stilte op deze tusschenkomst had gerekend, wist niet meer wat er van te denken en begon den moed op te geven. Al wilde zij Laura niets