Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/456

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

u niet onvoorbereid. Gij weet perfect wat gij in mij vinden zult, wat gij van mij kunt wachten. Ik heb u niet gezegd dat ik uw hart vroeg, al heb ik hoop eenmaal uwe liefde te winnen, te verdienen — ik heb u eenvoudig van een mariage de raison gesproken, en u gepolst of gij daartoe zoudt willen overgaan. Gij hebt mij te kennen gegeven dat gij daartoe bereid waart, Ik meen u daarvan het voor en het tegen te hebben geschetst; gij hebt aandachtig geluisterd, gij waart slim genoeg om te doorzien van wien er sprake was — nu kan, nu moet uw besluit genomen zijn… ik verlang het te kennen."

De beslistheid van zijn toon, van zijne houding, die van nauwelijks te bedwingen heftigheid getuigde, overweldigde haar, — de jonge coquette gevoelde dat zij hare prooi moest laten varen, dat het voor beiden hooge ernst was geworden en hoog tijd voor haar zelve om niet meer te aarzelen. »Nog in ’t onzekere?" sprak zij met teeder verwijt. »Gij behoordet zwaarder boete te doen, mijnheer de baron, dan de lichte penitentie die ik u heb opgelegd voor den slechten dunk dien gij van mij hebt gehad, voor uw boozen twijfel aan mijn karakter, aan… mijn hart! Hoe! gij dreigt mij met een mariage de raison, dat alleen zekere sociale voordeelen zou waarborgen, en als het mij ziet aanvaarden zonder schrik of schroom, verkeert gij gij nòg in den waan dat ik blindelings toesla? — Alsof ik mij zoo iets had kunnen getroosten, indien iemand anders dan gij zelf de bedoelde persoon geweest ware! En gij bepleit deze zaak met een ijver en tevens met zoo schijnbare kalmte, of… het hart er gansch buiten was…"

»Mijn hart zeker was er niet buiten!., sprak hij hartstochtelijk, verrukt over eene boetpredikatie, die hem meer streelde dan een oprecht en eenvoudig woord van toestemming. »Maar," ging hij voort hare hand vattende, »moest ik niet vreezen dat het uwe…"

»Ongevoelig zou gebleven zijn voor den vriend mijner kindsheid, die mij in donkere dagen nooit geheel heeft verlaten, en die nu wil optreden als mijn leidsman voor het leven… Want dit wilt gij voor mij zijn, niet waar? vroeg zij met goed gespeelde naïveteit.

»Alles wil ik voor u zijn, alles!" riep hij in vervoering, »als ik dit lieve handje het mijne mag noemen!" En daar zij het hem gewillig liet, bezegelde hij die belofte met een kus, waaruit de