Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/55

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van uitersten, niet van geweld; hij hield van middelen en schikken, en het goelijk glimlachje waarmee hij zijne cliëten ontving, het zachte lijntje dat hij hun steeds aanprees, of hij vreesde dat een ruwe aanval zijne blanke, gevulde handen niet passen zou, bewezen, dat hij de man van zijn tijd was, de beschaafde, wel opgevoede practizijn, die zijne partij zoetjes aan bracht waar hij haar hebben wilde, sans avoir l’air d’y toucher,

Tante Sophie schatte hem hoog om zijne discretie en voorzichtigheid, maar zij heeft zich wel gewacht hem le fin fond van hare bedoelingen te laten doorzien, daar hij de man niet was voor snelle, gewelddadige maatregelen. Tot eene ontknooping, zooals zij die in ’t eerst bedoeld heeft, zou zij zeker van Beek hebben ingeroepen, die met den code in de eene en het zwaard zonder genade in de andere hand zou zijn opgetreden om recht uit op zijne prooi af te gaan. Overberg daarentegen, meenende dat ik uit mij zelven en krachtens mijn recht als erfgenaam bezit wilde nemen van de mij ten deel gevallen goederen geloofde mij te moeten vermanen tot geduld; temporiseeren en uitstel van betaling geven waar het mijne vorderingen gold; niet alle hypotheken tegelijk opzeggen, maar op verschillende en ververwijderde termijnen, opdat alles langzaam maar zeker en zonder opzien te verwekken als en famille kon worden afgedaan. De generaal moest er toe komen, dat was zeker, al wat nog het zijne heette en dat hij nimmermeer kon vrijmaken, bij wijze van minnelijke schikking over te doen. De goede naam van een militair, van een man die in een oud patricische familie gehuwd was, al was hij vreemdeling van afkomst, zou op die wijze gespaard blijven, en uit lankmoedigheid kon in geen geval schade volgen, terwijl het opeischen van alles tegelijk den man tot het uiterste zoude brengen, hem mogelijk in vertwijfeling zijn toevlucht zou doen nemen tot een anderen practizijn, die kwaden raad kon geven in deze wanhopige zaak; en als men doorzette en den onbarmhartigen schuldeischer speelde, was er kans dat men schade leed, daar ’t verkoopen van onroerend goed zeer uit de hand kon vallen en ’t geheel eigenlijk sinds lang bezwaard was boven de waarde.

De goede man wist niet, qu’il prêchait un converti, en dat mijn innigste wensch was, alle mogelijke verschooning te gebruiken; alleen de intentie der erflaatster was juist eene geheel andere: