Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/95

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

haar weg te nemen, om dit teeken van verval te verbergen. Waartoe ook? De dikke bijkans in puin vallende ringmuur was al niet meer aan de poort verbonden, en de voormalige schietgaten waren tot wijde spleten opengesperd, waardoor een reus kon binnengaan. Tijd om verder rond te zien was er niet, maar het voorplein optredende, viel mij terstond het hoofdgebouw in het oog, dat ondanks zekere merkteekenen van verwaarloozing nog een grootschen indruk maakte. Het moet vernieuwd zijn in de dagen van onzen stadhouder Willem III, want het was geheelopgetrokken in den rijken en deftigen, al was het ook wat gemaniereerden stijl dier dagen, en toen was het uit eene ruime hand gegaan; maar de nazaten van die onbekrompen bouwheeren hadden wat al te veel op de werken hunner voorvaderen gerust, en de degelijkheid van den achttiende-eeuwschen bouwtrant, niet hunne zorg, was oorzaak dat het geheel nog niet het aanzien had eener jammerlijke ruïne. Het middengedeelte dat en rotonde gebouwd was en eenigszins vooruitstak, was nog tamelijk goed onderhouden, maar kennelijk uit eene schrale beurs; de rijke ornamenten boven de vensters en de dubbele deur, die eenmaal verguld moeten geweest zijn, waren nu met een dun geel verfje overtogen, en de glanzige kleine ruiten van purper spiegelglas waren door gewoon vensterglas vervangen. De meer achterwaarts gelegen zijvleugels waren prijsgegeven aan eene verwaarloozing, die het waarschijnlijk maakte, dat ze niet meer bewoond werden, althans de bovenverdieping die geheel verveloos was, en waar de ruiten, door tijd of toeval gebroken of gebarsten, niet eens meer vernieuwd waren; enkelen daarvan had men eenvoudig met grauw papier toegeplakt; voor anderen was die moeite niet eens genomen, zeker uit zorg voor goede luchtverversching! Maar het spreekt wel vanzelve, dat ik alleen vluchtige opmerzaamheid kon geven aan hout en steen; reeds vóór ik de breede perron optrad, met de gebroken vazen waarin Aloes vegeteerden, kwam het »halve garnizoen", zooals Francis zich uitdrukte, ons te gemoet in den persoon van den kapitein, dien ik terstond als den oud-militair zou herkend hebben, al ware ik er niet op voorbereid geweest, wien ik zien zoude. Al droeg hij de burgerkleeding, blauwe jas en pantalon: — het vest hoog aan de keel toegeknoopt en de zwarte stropdas, die hij zich nog niet had kunnen ontwennen en die identiek was met zijn persoon, zooals