Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/419

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

En toch heeft het nog een vol jaar geduurd, voor het eerejacht van den jongen Koning de haven van Corunna binnengleed. En in dat jaar heeft Ximenès nog met veel en velerlei te worstelen gehad, en is nog vaak vermoeid geworden, en heeft nog vele rusturen gehad gelijk aan het beschrevene; maar toen hij ook zijn meester tegemoetging, was het om hem een rustig Koninkrijk op te dragen, zonder schulden en met eene welgevulde schatkist, met eene welgeordende krijgsmacht, met een onderworpen adel en met een Koningsgezind volk; zulk een volk, eindelijk, als men regeeren konde zonder zijne hulp. De Vlaamsche raadslieden van Karel van Oostenrijk hebben dit ook begrepen, en zij begrepen tegelijk, dat de Kardinaal evenwel zoude voortgaan meester te blijven, zoodra hij eenmaal invloed zou gekregen hebben op den Koning. En zij voelden het diep: de jonge Vorst zou zich niet kunnen vrijwaren voor zijn invloed, zoo ras hij slechts een enkele maal met hem had samengetroffen. Zijn eerwaardige ouderdom; zijn ontzagwekkende houding; zijne stem, die zijne woorden zoo juist kleurde en die nog vleiend kon zijn zoowel als krachtig; het alvermogen van zijn blik; het overwicht van zijn genie; iets oorspronkelijk zonderlings in zijne handelingen en gesprekken; zijne vroomheid bij zijne wijsbegeerte; zijne spaarzaamheid bij zijne edelmoedige mildheid; zijne belangeloosheid bij zijn dienstijver; zijne vrijmoedigheid in het uitspreken van zijne meening, bij den gloed van zijne Koningsgezindheid; deze eigenschappen van zijn persoon, welke ieder van zijne handelingen uitsprak, gerugsteund door diensten, zoo verscheiden en zoo groot, dat de Koninklijke macht er geen waardig loon voor had, konden niet anders dan een overweldigenden indruk maken op een jongen vorst van een levendig en hartstochtelijk karakter, wiens oordeel genoeg was ontwikkeld, om eerbied te hebben voor zulke grootheid. Deze samenkomst te verhinderen, de goede verstandhouding tusschen den Monarch en den eersten Staatsdienaar te verbreken, eer zij plaats vond, was dus het onverpoosde streven van de Vlaamsche ministers.

De zwakheid van den ouderdom, die zich slopend wreekte op een langgespaarden buit, of wel (om een treurig vermoeden na te spreken) eene gewelddadige hand, die vergif mengde