Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/318

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

270 REACTIE IN EN BUITEN DE GEMEENTE VAN ULRUM Nu ging hij aan het werk en streed voor 's Heeren kerk, verdedigde door God almagtig, om Christus' waarheid voor te staan, trok hij zich aan. Hij gaf een boek in 't licht, met dit op 't aangezicht: Des Heeren schapen, ja zij allen, door 't wolvenpaar wreed aangevallen. Maar hoe bespot, belaagd, bezwermd, door d'Cock beschermd. Wat was 't een wonder dat een man die moed bezat, van zijn' genadestaat niet zeker: De Heer, Zijn hateren een wreker, Die heeft in zwakheid Zijne kracht toen klaar volbragt.