Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/400

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

342 INSTEMMING MET DE ACTIE VAN DE COCK

den slechtsten stijl geschreven. Hij stond weldra ook in briefwisseling met de oppositie in de provincie Holland, die zijne raauwe en gewaagde pogingen aanvuurde.” ?) Zooveel beweringen, zooveel onjuistheden, onwaar- heden, ja grofheden. Behoorde Jakobus Klok, de verwer van Delfzijl, tot het laagste gemeen? Durft de anonieme zegsman Luitsen Dijkstra, den turfgraver van de Smilde, tot het gemeen, neen, tot het laagste gemeen rekenen, den oefeninghouder, en daarna wettig geordenden predikant bij de Christelijke Afgescheidene Kerk te Steenwijk, onder wiens prediking Groen van Prinsterer zich niet schaamde op te gaan, als hij op zijn buiten De Bult op den Steenwijkerberg de vacantie doorbracht ?

Is het soms de scherpe prikkel van het stil verwijt over het schreeuwende onrecht den onderwijzer van Houwerzijl aangedaan, welken prikkel hij tracht af te stompen door zich zelf diets te maken dat die man gerekend moet worden tot de paria's, het laagste gemeen, dat buiten de wet staat ?

Rekent hij wellicht ook den stuurman W. Mugge tot dat slag van lieden, den geverbaliseerden oefeninghouder, doch tegen wien de rechtbank van Winschoten niet verder heeft meenen te moeten handelen dan hem te veroordeelen tot eene boete welke hij weigerde te betalen, zonder verder te zijn vervolgd? Onjuist is, dat de bedoelde geschriftjes blauwboekjes worden genoemd, immers ze dragen alle de namen van die lieden van het laagste gemeen, en nog wel voluit; en indien dit bij uitzondering het geval niet is, dan noemt de voorrede door De Cock daaraan toegevoegd den naam van den opsteller, zooals bijv. bij het Openlijk protest tegen een zeker blauw Boekje, in de maand November 1833 uitgegeven bij M. Smit. Daar hij verhinderd werd door overloopende drukte, dit „stukje wijdloopig te wederleggen” heeft hij dit opgedragen aan twee kleinen, aan den onderwijzer van Houwerzijl, die daarvoor boeten zal door zijn afzetting bewerkt door den hoogleeraar-schoolopziener Hofstede de Groot, en aan den genoemden „arbeider op de Smilde” De Cock deelt nog mede dat door hem weinig is veranderd in het geschrevene door deze twee van die kleinen, die door „de wereld veracht en gelasterd worden als bevooroordeeld, dom en onkundig.”

We geven toe, dat deze geschriftjes in slechten stijl geschreven zijn. Maar grove laster is, dat De Cock door de oppositie in Holland werd aangevuurd in zijn „raauwe en gewaagde pogingen.” Niemand minder dan Gijsbert Karel Hogendorps zoon Dirk, „die der gereformeerde be- lijdenis was toegedaan” schreef met betrekking tot dat uitgeven met medewerking van De Cock in een brief aan dezen®): „Het bedroefde mij, ik mag dit Uw UEw. niet ontveinzen, uwe voorrede voor het Openlijk Protest te zien. Dichtregelen als die van Luitsen Dijkstra zijn toch niet geschikt voor het publiek, veel min om door een predikant te worden