Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/596

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

522 DE APOSTOLISCHE REIS" VAN HENDRIK PETER SCHOLTE kon scheiden (maar is dit niet juist bij De Cock zoo kenmerkend en wat spreekt sterker uit zijn brieven aan den Koning gezonden! K.). Overigens is hij een mensch van vrij groote gevatheid, weinig doorzigt en geen studie. Hij predikte, gelijk men van hem verwachten kon, de oude, steile leer, liet de Evangelische Gezangen niet zingen, noemde de naburige Predikanten Leugenprofeten, Baälspriesters, Afgodendienaars, enz. In het begin van 1834 van De Cock hoorende, schreef hij hem, dien hij tot dusverre niet kende, en stijfde hem in zijne stoute voornemen." Tot zoover Gieseler (Hofstede), die, gelijk bekend is, het nimmer van zich heeft kunnen verkrijgen een zuiver relaas te geven, en een objectief oordeel van en omtrent De Cock en diens handelingen. Scherp is het oordeel geveld in: Om waarheid en recht, dat aldus luidt: ,,Maar als na deze spot en schimp de gebeurtenissen worden beschreven die zich groepeeren om den 13en October, den dag der Afscheiding, ¹4) zooals ze door des schrijvers bril worden bezien, dan geschiedt dit niet met pen en inkt, maar met het walgelijkste besmeursel." Toch is dit niet te scherp gezegd. Voornamelijk het schandschrift: Ulrum.... is de bron waarnaar de gebeurtenissen van den 12en October beschreven zijn door Boeles en Hofstede, en dat zoo maar, zonder filter te hebben gebruikt. En na nog eenige alsemdruppels daaraan toegevoegd te hebben, heeft de auteur van Reitsma's Handboek uit deze onreine put geschept, wat in het hoofdstuk over de Afscheiding wordt aangeboden aan het meerendeel dergenen die zich voorbereiden aan 's lands Hooge- scholen voor het predikambt in de Nederlandsche Hervormde Kerk. Wat de zeer bejaarde ds P. Boeles mededeelt omtrent den persoon van ds Scholte is eveneens geput uit een bron, die niet ,claer en frisch" is: Pape's Handelingen komt vrij wel overeen met wat Gieseler, drie jaren later, naar Hofstede's inlichtingen, zal mededeelen. Als hij het verhaal aanvangt van ,,den uitslag, welke het een en ander", (bedoeld wordt: het verloop van de procedure De Cock, K.) had dient Boeles Scholte aldus aan: ,,daar wij thans een geestgenoot van den Heer De Cock op het tooneel der geschiedenis laten verschijnen." 15)