Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/629

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

VIJF-EN-DERTIGSTE HOOFDSTUK TOT AFSCHEIDING BESLOTEN. D E COCK bleef met de zijnen achter. De schokkende gebeurtenissen, vooral der laatste dagen, waarin het conflict op zijn scherpst was toegespitst, hadden evenwel zijn krachten niet gebroken, noch hem en de zijnen aan het wankelen gebracht. Indien van dit laatste kan gesproken dan slechts op dit ééne punt, of hij zich nog eens zoude wenden tot de synodale commissie èn tot den Koning. Doch man van kloeke daden, besloot hij daarvan af te zien. Ook had de droefheid over het sterven van zijn kind hem niet kunnen overmannen, noch hem en zijn vrouw samen in doffe lijdelijkheid doen ter nederzitten. Ds Scholte is hen tot groote vertroos- ting, steun en onderrichting geweest! Deze kende baron Schenck van Stoutenburg, en was door hem en door Zwitsersche en buitenlandsche tijdschriften min of meer op de hoogte gebracht met de beweging der vrije kerken in Schotland en Zwitserland. De Cock wist daar niet van. Deze daarentegen had de gereformeerde kerk der vaderen innig lief en haar leer beleed hij met volle overtuiging. Het leven, zooals hij zich dat dacht door de kerk in haar bloeitijd geleefd, was zijn ideaal! Waren de gedachten zich van de synodale genootschapskerk te scheiden wel eens in hem opgekomen, was vooral in die richting wel gesproken en geraden en gedrongen door leden van den kerkeraad, De Cock dacht daaraan niet of eerst in de laatste plaats. Reformeeren, terugroepen tot de wet en de getuigenis, redden en behouden, dit was zijn eenig streven. Evenwel Scholte's verkeer in het midden der gemeente bracht kentering. Nu begon De Cock met zijn kerkeraad, geleerd door de droeve ervaring opgedaan van de zijde der besturen, meer te denken aan de toekomst, dan zich blind te staren op hoe het eens was. Hoe moet het worden; wat moeten wij doen? werd nu de vraag en het onderwerp van denken en samenspreken. Wie kwam nog op voor de gereformeerde leer? 't Waren enkelingen. 't Waren geteekenden! 't Was Scholte. En hoewel er veel