Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/643

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

HET BEGINSEL VAN DE AFSCHEIDING veronderstelde, dat in de Hervormde Kerk en derhalve ook in haar afdeeling te Ulrum een valsch kerkbegrip belichaamd was; zij heeft zich daar tegenover gesteld, opdat zij het ware kerkbegrip mocht verwerkelijken. De Cock en zijn mede-geloovigen hadden niet de gedachte dat, wijl toch zij leden waren der gemeente van Ulrum, deze gemeente nog wel een ware kerk was. Hadden zij dit kerkbegrip aangehangen, dan zoude hun afscheiding zonde zijn geweest. Integendeel juist wijl in de geloovigen de kracht ligt eene kerk te formeeren, en dus ook die, bij deformatie, te reformeeren, dààrom was de roeping der geloovigen te Ulrum door zich af te scheiden van de gedeformeerde kerk alzoo de reformatie tot stand te brengen. Hoe lang De Cock ook had geweigerd zich af te scheiden, hoezeer hij hing aan de Nederlandsche Hervormde Kerk, er bleef hem eindelijk, naar Gods Woord en de belijdenisschriften, niets anders over dan zich met degenen die van eenzelfde inzicht en belijdenis waren af te scheiden van de Hervormde Kerk, en krachtens het recht, ontleend aan het ambt der geloovigen, in nieuwe kerkformatie zich te openbaren. Daarbij handelden de geloovigen te Ulrum, een ieder voor zich zelf; elke geloovige verliet individueel de kerk, al is het waar dat de leden van den kerkeraad daarbij op den 13en October voorgingen en het voorbeeld gaven, welk voorbeeld, uitgezonderd het achttal dat achterbleef, alle de leden volgden. Men meene niet dat de kerkeraad het synodale juk af- wierp voor de gemeente, en wijze er niet op dat zijn leden de eersten waren die de Acte teekenden en dat in de notulen van den kerkeraad boven de mededeeling van wat op 14 October is geschied staat: Han- delingen des Kerkeraads van Ulrum! Immers onder dit hoofd volgt dan: ,,Dinsdagavond den 14den October hebben wij na biddend en knielend opzien tot den Heer ons afgescheiden van de valsche kerk en in de mogendheden des Heeren het ambt aller geloovigen aangenomen...." 567 De Cock scheidde zich niet af van de geloovigen alszoodanig in de Hervormde Kerk, maar wèl scheidde men zich te Ulrum van deze ge- loovigen af in hun hoedanigheid als leden der Hervormde Kerk. Men vergete echter niet, dat De Cock, vòòr hij tot de daad der afscheiding kwam, moge hij al biddend en onderzoekend te werk zijn gegaan, als wandelende met God, niet een theorie van reformatie voor zich en zijn geestverwanten had geformuleerd. Men is te Ulrum niet begonnen met een wel doordacht, duidelijk uitgewerkt, alomme bekend gemaakt en door velen besproken plan. De geschiedenis der Afscheiding ging bijna een halve eeuw aan haar beschrijving vooraf; het handelen ging voorop. Een theorie, waarnaar men zou gaan handelen, was door De Cock niet op- gebouwd. Ziende in het gebod, blind in de uitkomst. Wijl men zag in het gebod, ging men bij den aanvang terstond uit van de Schrift en de