Pagina:Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden (1917).pdf/24

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
Art. 67
— 24 —

67. (65*) Vreemde orden, waaraan geen verpligtingen verbonden zijn, mogen worden aangenomen door den Koning en, met Zijne toe­ stemming, door de Prinsen van Zijn Huis.

In geen geval mogen andere Nederlanders, of de vreemdelingen, die in Nederlandsehe staatsdienst zijn, vreemde ordeteekenen, titels, rang of waardigheid aannemen, zonder bijzon­ der verlof van den Koning.

68. (66*) De Koning heeft het regt van gratie van straffen door regterlijk vonnis opgelegd. Hij oefent dat regt uit na het advies te hebben ingewonnen van den regter daartoe bij algemeenen maatregel van bestuur aange­ wezen. [1]

Amnestie of abolitie worden niet dan bij eene wet toegestaan.[2]

69. (67*) Dispensatie van wetsbepalingen kan door den Koning slechts worden verleend met magtiging van de wet.

De wet, welke deze magtiging verleent, noemt de bepalingen, waarover de bevoegdheid tot dispensatie zich uitstrekt.

Dispensatie van bepalingen van algemeene maatregelen van bestuur is toegelaten voor zoover de Koning Zich de bevoegdheid daar­ toe bij den maatregel uitdrukkelijk heeft voor­ behouden.

70. (68*, 132*) De geschillen tusschen pro­vinciën onderling ; provinciën en gemeenten; gemeenten onderling; alsmede tusschen pro­vinciën of gemeenten en waterschappen, veenschappen en veenpolders, niet behoorende tot die, vermeld in art. 153 of tot die, waarvan de beslissing krachtens art. 154 is opgedragen

    29 September 1815, S. 47, gewijzigd bij die van 15 April 1886, S. 64 en 10 Februari 1910, S. 56.

    Orde van Oranje Nassau. Zie de wet van 4 April 1892, S. 55 en 10 Februari 1910, S. 56.

  1. Zie het besluit van 13 December 1887, S. 215, houdende vaststelling van eenige regelen die bij de behandeling der verzoeken om gratie enz., behooren in aanmerking te worden genomen. Zie ook de artt. 92 en v. van het besluit van 31 Augustus 1886, S. 159, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 Decem­ber 1910, S. 373.
  2. Verg. de wetten van 6 Augustus 1914, P. 376 en 4 September 1914, S. 443 (amnestie).