Pagina:Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden (1917).pdf/39

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
Art. 133
— 39 —

krachtens onherroepelijke rechter­ lijke uitspraak wegens krankzinnig­ heid of zwakheid van vermogens, de beschikking of het beheer over zijne goederen hebbe verloren, noch van de verkiesbaarheid ontzet zij en den ouderdom van vijf en twintig jaren vervuld hebbe.

De verkiezing van de leden der Provinciale Staten heeft plaats op de wijze door de wet te regelen. [1]

128. (124) Niemand kan tegelijk zijn lid der Eerste Kamer van de Staten-Generaal en lid der Staten eener provincie, noch ook lid der Staten van meer dan ééne provincie.

129. (125*) De leden der Staten leggen bij het aanvaarden hunner betrekking den volgen­ den eed of belofte af :

„Ik zweer (beloof) trouw aan de Grondwet en aan de wetten des Rijks.
„Zoo waarlijk helpe mij God almagtig !" („Dat beloof ik !")

Zij worden tot dien eed (belofte) toegelaten na alvorens te hebben afgelegd gelijken eed (verklaring en belofte) van zuivering als hierboven in art. 87 voor de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is bepaald.

130. (126) De Staten vergaderen zoo dik­ werf in het jaar als de wet bepaalt, en bovendien wanneer zij door den Koning buitenge­woon worden bijeengeroepen.

De vergaderingen zijn openbaar, met het­ zelfde voorbehoud als ten aanzien van de ver­gadering der Kamers van de Staten-Generaal is bepaald in art. 101.

131. (127*) De leden der Staten stemmen zonder last van of ruggespraak met hen die benoemen.

† 132 (128*). Omtrent het beraadslagen en stemmen gelden de regels in de artikelen 105, 106 en 107, eerste lid, ten aanzien van de Kamers der Staten-Generaal voorgeschreven.


TWEEDE AFDEELING.
Van de magt der Provinciale Staten.

133. (135*) Het gezag en de magt van de Staten worden door de wet geregeld met in-

  1. Zie aant. (2) op art. 81.