Pagina:Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden (1917).pdf/85

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
— 85 —

geving voorbijgaan, geacht de benoeming niet aan te nemen.

Achter artikel 11 worden ingevoegd :

Art. 11a. Wanneer een benoemde zijne be­noeming niet aanneemt, wordt door het hoofd­ stembureau, aangewezen in artikel 51 c, eerste lid, der Kieswet, in eene zitting te houden binnen veertien dagen na de ontvangst door den voorzitter van de in artikel 11, tweede lid, bedoelde kennisgeving of na het verstrijken van den daarin gestelden termijn, in plaats van hem, die de benoeming niet heeft aangenomen, benoemd verklaard de candidaat, die voorkomt op de lijst waarop hij, die de benoeming niet heeft aangenomen, is gekozen en die, naar de volgorde, vastgesteld overeenkomstig artikel 98 h der Kieswet, voor benoeming in aanmer­king komt. Daarbij wordt buiten rekening gelaten de naam van den candidaat, die is overleden, of die reeds lid der Staten is.

Artikel 53 a, tweede lid, en artikel 138, derde en vierde lid. der Kieswet zijn van toepassing.

Art. 116. Onverminderd het bepaalde in het vorige artikel en in artikel 70 d, doen de Gedeputeerde Staten, wanneer buiten perio­dieke aftreding eene plaats in de Staten open­ valt, binnen veertien dagen nadat dit te hunner kennis is gekomen, hiervan mededeeling aan den voorzitter van het hoofdstembureau aangewezen in artikel 51 c, eerste lid, der Kies­wet.

Binnen veertien dagen na de ontvangst van deze mededeeling wordt in eene zitting van het hoofdstembureau ter vervulling van de plaats benoemd verklaard de candidaat, die voorkomt op de lijst, waarop het uitvallend lid is gekozen, en die, naar de volgorde vastgesteld overeen­ komstig artikel 98 h der Kieswet, voor be­noeming in aanmerking komt.

Artikel 11a, eerste lid, laatste zin, dezer wet en de artikelen 53 a, tweede lid, en 138, derde lid, der Kieswet zijn van toepassing.

De voorzitter van het hoofdstembureau, aan­gewezen in artikel 51 c, eerste lid, der Kieswet, brengt de benoeming ter kennis van den voorzitter van het hoofdstembureau van den kies­kring in welken de in het tweede lid genoemde lijst is ingeleverd.

De artikelen 12, 13 en 14 vervallen.