Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1887).pdf/18

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

87. Bij het aanvaarden hunner betrekking leggen zij den volgenden eed of belofte af:

„ Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Grondwet."
Zoo waarlijk helpe mij God almagtig !" („ Dat beloof ik!")

Alvorens tot dien eed of belofte te worden toegelaten, leggen zij den volgenden eed (verklaring en belofte) van zuivering af:

„ Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot lid der Staten-Generaal te worden benoemd, directelijk of indirectelijk, aan geen persoon, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb.
„ Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of indirectelijk."
Zoo waarlijk helpe mij God almagtig !" („ Dat verklaar en beloof ik!")

Deze eeden (beloften en verklaring) worden afgelegd in handen van den Koning, of in de vergadering der Tweede Kamer, in handen van den voorzitter, daartoe door den Koning gemagtigd.

88. De voorzitter wordt door den Koning benoemd voor het tijdperk eener zitting, uit eene door de Kamer aangeboden opgave van drie leden.

89. De leden genieten, tot vergoeding der reiskosten, eens, heen en terug, voor elke zitting, zoodanige som, als naar de afstanden door de wet zal worden geregeld.

Als verdere schadeloosstelling wordt hun toegelegd eene som van ƒ 2000 's jaars.

Deze schadeloosstelling wordt niet genoten door de leden, die het ambt van Minister bekleeden, noch ook, voor den tijd der zitting, door hen, die gedurende de geheele zitting afwezig bleven.


Derde Afdeeling.

Van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

90. Om lid der Eerste Kamer te kunnen zijn moet men voldoen aan de vereischten voor het lidmaatschap van de Tweede Kamer gesteld en bovendien òf behooren tot de hoogstaangeslagenen in de Rijks directe belastingen of