Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/22

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

mond, maar praatjes doen geen zeer. Jim, als je het doet, krijg je een knikker, een albasten knikker.” mond, maar praatjes doen geen zeer. Jim, als je het doet, krijg je een knikker, een albasten knikker.’

Jim begon te weifelen.

‘Een albasten knikker Jim, en een baas ook?’

‘Wel, het is verleidelijk, jongeheer, maar ik ben zoo bang voor de oude juffer.’

Doch Jim was een mensch en de verleiding was te groot. Hij zette den emmer neder en nam den witten knikker. Een kwartier later, juist toen tante Polly met een pantoffel in de hand, een glans van triomf op het gelaat, uit den tuin kwam, hoorde men Jim luid klingelend den vollen emmer in de gang zetten en stond Tom weder dapper te witten.

Maar die witwoede duurde niet lang. Tom verviel spoedig in gepeins over de pretjes, die hij zich van dezen Zaterdag had voorgesteld en zijn gemoed schoot vol. Thans zouden al de jongens, die vrijaf hadden, vol heerlijke plannen voorbijkomen en dan zouden zij hem uitlachen, omdat hij moest witten.

Dat was al te erg. Hij haalde zijne wereldsche schatten voor den dag, bekeek die en zag dat zij uit gebroken speelgoed en andere prullen bestonden. 't Was genoeg om zijn werk voor een paar minuten af te koopen, maar veel te weinig om een half uur vrij te krijgen. Hij stak zijne bezittingen weer in den zak en gaf het denkbeeld, van te trachten met die voorwerpen de jongens om te koopen, op. In dit wanhopige oogenblik kreeg hij een schitterenden inval. Hij nam den kwast en werkte rustig voort. Daar kwam Ben Rogers in 't gezicht, den jongen wiens spot hij boven alles vreesde.

Bens tred was een aanhoudend huppelen en springen, een teeken dat zijn hart licht en zijne verwachtingen groot waren. Hij at een appel en deed nu en dan een lang liefelijk gefluit hooren, gevolgd door een zwaarklinkend: ding dong dong,