Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/257

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

geworden. En met weemoed in het hart legden de inwoners van St. Petersburg zich dien Dinsdagavond ter rust.

Maar ziet, in het holst van den nacht deed zich op eens het luiden der torenklok hooren en in een oogenblik wemelden de straten van opgewonden, halfgekleede menschen, die jubelden: ‘Sta op! sta op! Zij zijn gevonden!’ Er werd op horens geblazen en op bekkens geslagen en de bevolking stroomde in grooten getale naar de rivier, de kinderen te gemoet, die in een open rijtuig, door de jubelende burgers voortgetrokken, naar huis gereden werden. Men verdrong zich om den wagen en voegde zich bij den uitgelaten troep, die onder een oorverdoovend hoezee-geroep, plechtstatig door de hoofdstraten huiswaarts stapte.

Het stadje werd geïllumineerd, niemand ging meer naar bed en 't was de heerlijkste nacht, dien St. Petersburg ooit had beleefd. Het eerste half uur trok een stoet in optocht het huis van den heer Thatcher voorbij, drukte de geredden aan het hart, kuste hen, schudden mevrouw Thatcher de hand, poogde haar toe te spreken en bevochtigde de straat met heete vreugdetranen. Tante Polly was buiten zichzelve van blijdschap en mevrouw Thatcher evenzeer. Het geluk der laatste echter kon eerst volmaakt wezen, zoodra de boodschapper, die de blijde tijding aan haar echtgenoot bracht, terug zou zijn.

Tom lag op de sofa, met een gretig luisterend gehoor om zich heen, en vertelde zijn wonderbaar avontuur, zich nu en dan de vrijheid veroorlovende het verhaal door treffende toevoegsels op te sieren, en eindigde met eene beschrijving van den staat waarin hij Becky verliet, om nogmaals op verkenning uit te gaan. Hij verhaalde, hoe hij zich twee gangen, zoover als het vliegertouw reikte, gewaagd had; hoe hij een derden was ingegaan en hoe hij op het punt was terug te keeren, toen hij, heel in de verte eene opening