Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/269

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

geloof dat het maar goed is, dat ik er aan gedacht heb de zakken mede te nemen.’

Het geld was spoedig in de zakken, en de jongens namen ze op en droegen ze naar de rots met het kruis.

‘Laat ons nu de geweren en de andere dingen halen,’ zeide Huck.

‘Neen, Huck, die zullen wij hier laten. Dat zijn juist de zaken die wij noodig hebben, als wij op rooftochten uitgaan. Wij zullen ze hier laten en onze slemppartijen hier ook houden.’

‘Wat zijn slemppartijen?’

‘Dat weet ik niet, maar roovers houden altijd slemppartijen en wij moeten zulks natuurlijk ook doen. - Kom mee, Huck, wij zijn hier lang genoeg geweest. Ik heb honger ook. Wij zullen eten en rooken, als wij in de boot zijn.’

Kort daarop kwamen zij uit het sumakboschje te voorschijn, keken voorzichtig rond, vonden de kust veilig en zaten spoedig in het bootje te eten en te rooken. Toen de zon ter kimme daalde, stootten zij van wal en begaven zich op weg. Tom gleed in het schemerdonker, vroolijk met Huck keuvelende, langs dien oever voort en zette voet aan wal, toen het geheel duister geworden was.

‘Nu, Huck,’ zeide Tom, ‘wij zullen het geld op de vliering der houtloods van de weduwe brengen en morgen terugkomen om den boel te tellen en te verdeelen, en dan zullen wij een plaatsje in het bosch opzoeken, waar wij het geld veilig kunnen bewaren. Ga jij hier stil liggen en blijf op de kist passen, dan zal ik het kruiwagentje van Benny Taylor zien op te schommelen. Ik ben binnen een minuut weer bij je.’

Hij verdween en kwam spoedig terug met het wagentje, waarin hij de beide zakken neerlegde, en nadat hij ze