Pagina:Mengelingen Deel 1.pdf/8

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— VI —

Men herinnert zich wat ik in de Voorrede mijner nu voor een jaar uitgegevene POËZY hebt gezegd omtrent Ossiaan (bladz. XIV.}} — Ik ben niet van gevoelen veranderd; maar zoo sterk aangezocht om ook de overige stukken dezes Dichters te geven, heb ik gemeend, aan mijn Landgenooten niet te moeten weigeren, het geen bleek hun vermaak te doen. Ik geef derhalve hier zijne overige kleine Gezangen, voor zoo verr’ zy geheel en ongeschonden tot ons gekomen zijn; en ik vlei my, dat de uitvoering, waar in en mijn hart deel nam, en mijn geest zich vermaakt heeft, die der voorige Gezangen niet onwaardig is.

Maar waarom de kleine Gezangen alleen, en niet de grootere die Macpherson met den naam van Heldendichten vereerd heeft ? — By alle de schoonheden dezer laatsten dragen zy te veel merken van verloren en ingevlochten plaatsen, en is hun stijl te ongelijk, dan dat zy in een getrouwe Vertaling behagen zouden. Hy die ze mocht willen overbrengen, is verplicht, er Vrije Navolgingen van te maken, die met ons bestek, van ’t Oorspronklijk op de hielen te treden, in geenen deel over een zouden stemmen.

Men heeft dus met dezen Bondel, den OSSIAN is zoo verre volkomen van my. Mijn MENGELPOËZY, by de Wed. Dóll, bevat den Krijg van Inisthonam, de Darthula, de Karriktura, de Gezangen van Zelma, en, Berrathon. — Mijne laatst uitgegeven POËZY houdt den Kalthon, benevens den Karthon in, — En deze mijne MENGELINGEN voegen er den Kathlin, de Komala, de Oïna (by Macpherson Oïna-morul), de Kroma, de Oithona, den Krijg met Karos (zoo hy Ossiaan toegeëigend mag worden, en niet slechts eene oude Navolging van hem is) den Lathmon, den Dood van Kuthullin, en den Slag van Lora, by. Een’ Wedzang van Schotsche Barden, by Macpherson ons behouden, heb ik niet oneigen geacht daar een plaats by te vergunnen, alhoewel Ossian, noch in Dichterlijken zwier, noch in innige waarde op verre na byko-