Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/58

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
50
Brief aan Ds. Francken.


en met hare kleine krachten te doen, wat hare hand vindt om te doen.

Hoogachtend heb ik de eer te zijn

Rotterdam,
20 Junij 1860.

Uw. dv. dienaar
W. Francken, Az.



Aan den Weleerwaarden Heer W. Francken Az.
Direkteur van het Zendelinggesticht te Rotterdam.

 
Weleerwaarde Heer!

Ik had liever »waarde broeder” geschreven, maar…die vormen!

Ik wenschte in-staat te zyn u de aandoeningen meetedeelen, die me bezielden by het lezen van uwen brief in het Augustusnummer van dit Tydschrift. Ik had ’n boek geschreven vol bitterheid — ’t lykt wel ’n onweersbui met weerlicht hier-en-daar, en ’n donderslag op ’t eind — gy antwoordt met ’n zachtmoedigheid die myn hevigheid beschaamt! Gy brengt in myn buijig stukjen een zonnestraal, die liefelyk aandoet…

Ge beweegt me byna een Christen te worden.

Want…ik ben geen Christen! Maar — of want — ik tracht ’n goed mensch te zyn, en hierom gevoel ik my verplicht op uw loyale dagvaarding te antwoorden:

»dat ik inzie onrecht gepleegd te hebben, door het opwekken of dulden der meening dat die Wawelaar de type zou wezen van de voorstanders der zendingszaak.

Wawelaar is ’n karikatuur, en staat tot den vromen gemoedelyken verstandigen Christenleeraar, als Droogstoppel tot ’n flink handelaar, of tot ’n fatsoenlyk man.


    den en tegenwerken van iemand die metterdaad bewees het goede lieftehebben.