Pagina:Van Alphen, Proeve van kleine gedigten voor kinderen (1779).pdf/215

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

'k Was, zij zagen 't, wel te vrede;
'k Was niet knorrig als voorheen;
'k Praatte nu en dan eens mede;
'k Zei inet kort af ja of neen.
Zo versleet ik gansche dagen,
Schoon op ver na niet hersteld,
Maar dat kniezen en dat klagen,
Heeft mij sinds niet meer gekweld.
Vader zegt, 't kan meer gebeuren,
Dat ik niet welvarend ben;
Maar ik zal te minder treuren.
Hoe ik meer daar aan gewen.
Die zig naar Gods wil kan voegen,
(Zegt hij) met een stil gemoed,
Smaakt in ziekte zelfs genoegen;
God is altijd wijs en goed.
Nu vaarwel, aanminnig meisjen!
Ieder in ons huis verlangt,
Datge een eind maakt van uw reisjen,
Als gij deze brief ontfangt.