Pagina:Van Doesburg, Klassiek-barok-modern (1920).pdf/13

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Het is mijn doel U, voor zoover dat in een kort bestek mogelijk is, de beteekenis der voornaamste kunstontwikkelingsperioden te doen kennen naar hun aard en uiting, met het doel U daardoor nader te brengen tot de kunstbeteekenis naar haar aard en uiting van Uw eigen tijd.

De voornaamste ontwikkelingsperioden dan, waarin zich de verhouding van de mensch tot het Universum op de wijze der schoonheid, dus op kunst-wijze, het duidelijkst uitspreekt kunnen dunkt mij het best omschreven worden als: het klassieke, het Barokke, en het moderne. Ik verzoek U hierbij niet het groei-, bloei-, verval-systeem toe te passen, want systematiseeren ligt niet in mijn bedoeling en gaat hierbij niet op, aangezien ik geen indeeling op het oog heb, maar de onderscheiding van drie duidelijk uitgesproken scheppingsmomenten van den menschelijken geest, die onze geheele beschavings-ontwikkeling zowel innerlijk als uiterlijk beïnvloed hebben en nog beïnvloeden. U zult dit aanstonds begrijpen, wanneer ik van deze drie scheppingsmomenten de synthese geef, om daarvan uit het wezen der, op die drie scheppingsmomenten betrekking hebbende kunstwerken te analyseeren.

1. HET WEZEN DER KLASSIEKE KUNST BERUST OP EVENWICHTIGE VERHOUDING VAN HET WEZEN EN DE VERSCHIJNSELEN, OF ANDERS GEZEGD: OP EVENWICHTIGE VERHOUDING VAN HET UNIVERSELE EN HET BIZONDERE. DEZE EVENWICHTIGE VERHOUDING OF HARMONIE, KWAM IN DE KLASSIEKE KUNST TOT UITDRUKKING DOOR NATUURLIJKE VORMEN DUS GEHEEL OP DE WIJZE DER NATUUR.

2. HET WEZEN VAN HET BAROK BERUST OP ONEVEN-