Pagina:Van Doesburg, Klassiek-barok-modern (1920).pdf/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

moreele bewustzijnsinhoud, het religieuse sentiment, geheel op de wijze der kunst tot uitdrukking te brengen.

Het verband tusschen religie en kunst bestaat hierin, dat beide de harmonie tusschen innerlijkheid en uiterlijkheid ten doel hebben: de religie langs de weg der directe (bovenzinnelijke) aanschouwing, langs den weg der contemplatie, — dus min of meer passief, — de kunst langs de weg der BEELDENDE UITDRUKKING, d.i. meer actief.

De middeneeuwsche kunst, hoe diep ook, was geen rechtstreeksche beelding van de religieuse gestemdheid, omdat zij niet in het beeldingsmiddel zelve het equivalent vond, om die gestemdheid tot uitdrukking te brengen. Zij vond dit equivalent in een zinnebeeldige voorstelling met aan de natuur ontleende vormen. De beelding der religieuse gestemdheid was dus niet een directe, maar een indirecte.

Men zou nu na het tijdperk der middeneeuwen, van de renaissance verwachten, vooral volgens de groei- bloei- verval indeeling, dat zich het verdiepte levensbewustzijn der christelijke mystiek, cultiveerde, vergeestelijkte en deze cultuur van het innerlijke een gansch nieuwe, vergeestelijkte kunstuiting deed ontstaan. Maar dat is niet zoo. In de renaissance cultiveerde niet het innerlijke de geest, maar het uiterlijke, de natuur en de renaissancistische kunst toont dat duidelijk.

De sobere verstrakte vormen der middeneeuwers werden door hun nakomelingen houterig en star gevonden. Omdat men niet door hetzelfde levensgevoel was bezield, kon men ook niet beseffen, dat deze sobere, verstrakte vormen juist in evenwicht waren met meer