Pagina:Van Doesburg, Klassiek-barok-modern (1920).pdf/9

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

drie stadia aan de hand der wijsbegeerte ook nog van elkaar onderscheiden door ze als volgt in te deelen: opkomst als nastreven, bloei als bereiken en verval als overschrijden of als : onontwikkeldheid, ontwikkeldheid en vergeestelijking.

Binnen dit dogma nemen de » kunstgeleerden «, de kunstenaars en leeken veilig stelling tegenover elke nieuwigheid, die zich in de kunst voordoet. Het laat zich begrijpen, dat bij deze academische indeeling elke consequentie van onze beeldingsbehoefte, elke verdieping en verinnerlijking van den kunstvorm voor een degeneratie, een tijdelijke aberratie of een verval moet gehouden worden.

Welk een hinderpaal voor de ontwikkeling der kunst dit standpunt is, bewijst dan ook genoegzaam het feit, dat alle werkelijke kunstenaars, die de kunst vooruit hebben gebracht, het slachtoffer der dogmatische indeeling werden (ik noem hier als voorbeelden: Van Gogh en Cézanne, Henri Rousseau), waardoor hun wezenlijke verdienste schandelijk miskend werd.

Zoals men aan de hand van deze dogmatische indeeling de voornaamste kunstenaars voor decadenten[1], ja geheel of gedeeltelijk kunstkrankzinnigen gehouden heeft, zoo is men er ook heden weer aan toe dezelfde vergissing te begaan wat betreft de baanbrekende moderne kunstenaars van thans.

In de veilige stelling van het dogma houden de dogmatici geen rekening met de veranderde aanschouwingswijze en nemen krachtens de wet der traagheid niet eens

  1. Men leze eens de eenzijdige en dikwijls zeer kortzichtige meeningen van den orthodoxen "humanist" Tolstoy in "Wat is kunst" hierover.